In zijn laatste column als voorzitter van de KNCV, kijkt Jeroen Cornelissen kritisch naar Erkennen & Waarderen.

Dit is mijn laatste column als voorzitter van de KNCV; tijd voor een bekentenis… Het heeft niet direct te maken met mijn functie als voorzitter van deze prachtige vereniging, dus ik twijfel of ik het wel moet vertellen. Maar vooruit, hier komt ‘ie dan: ik heb een H-index van 57 (volgens Google Scholar althans).

Ik weet, het is een getal met heel veel mitsen en maren, echter in de bètawetenschappen geeft het een indruk van de impact van het werk van een onderzoeker in een bepaald vakgebied.

Statistieken als een H-index zijn tegenwoordig echter taboe als het gaat om de evaluatie van onderzoeksvoorstellen door ’s lands grootste onderzoekfinancier. Op deze manier, zo wordt gesteld, vervallen de verschillen tussen de domeinen als het gaat om het CV, maar er zíjn nu eenmaal verschillen tussen wetenschapsdomeinen. Om bij de veelbesproken metafoor “Wetenschap is topsport” te blijven: in verschillende sporten wordt succes ook verschillend gemeten. In de ene sport tellen we simpelweg het aantal doelpunten om de winnaar aan te wijzen, een meetbaar criterium, terwijl in een andere tak van sport een meerkoppige jury, op grond van expertise, de uitslag van de wedstrijd bepaalt. Er zijn zelfs sporten, zoals schansspringen, waarbij een combinatie van beiden wordt gehanteerd. Echter, je kunt je toch niet voorstellen dat het IOC voor de Olympische Spelen van 2024 in Parijs vaststelt dat de winnaar van de hockeyfinale tussen de dames van Argentinië en Nederland wordt aangewezen op basis van de gecombineerde juryrapporten van de scheidsrechters?

Ik begrijp heus wel dat de evaluatie van een onderzoeksvoorstel genuanceerder is dan enkel een handjevol statistieken, maar wetenschappers zijn uitstekend in staat om daar zelf een goede balans in te vinden. In plaats van het tot in het extreme doorvoeren van het nieuwe erkennen en waarderen, zou ik beleidsmakers willen uitnodigen te beschrijven welk wetenschapsdomein de meeste impact heeft op werkgelegenheid, economie en welzijn… en dat mag best met een paar getalletjes!

Terug naar de KNCV. De impact van onze beroepsvereniging is te meten én te beschrijven. Zo weten we het aantal ‘hits’ van een online artikel, of het aantal ‘views’ van een Eye-Opener. Daarnaast zijn er legio interacties, van persoonlijke gesprekken tot uitgebreide notities van leden, waarin het werk van de KNCV wordt gewaardeerd en soms ook bekritiseerd. Het enthousiasme van directeur Jan-Willem Toering en het team op het bureau is daarbij minstens zo belangrijk als de rol van het bestuur, een woord van dank is op zijn plaats hier. Op 21 juni neemt Yvonne van der Meer de voorzittershamer over: heel veel plezier en succes!

Tot slot, de afgelopen drie jaar als voorzitter van de KNCV hebben me veel gebracht. Het was volstrekt anders dan verwacht vanwege de COVID-19 pandemie, maar de impact op mijn is CV groot. Niet uit te drukken in statistieken en zeker niet in een enkel getalletje zoals een H-index.