Vandaag, 17 november, heeft de KNCV haar vierde Nationaal Chemisch Erfgoed onthuld via een mooi plaquette. Aan de Groenburgwal 44 in Amsterdam had Van ’t Hoff van 1877 tot 1891 zijn laboratorium als hoogleraar in de chemie, mineralogie en geologie. In het huidige hotel annex expositieruimte wordt het in eerste instantie aan onze verbeelding overgelaten hoe het lab er vroeger uit heeft gezien, maar prof. Ernst Homburg weet tijdens de officiële onthulling op enthousiaste wijze een beeld te schetsen.

Daarna geeft dr. Rob van den Berg een mooi overzicht van de wetenschappelijke levensloop van Van ’t Hoff, waarbij niet alleen zijn successen, maar ook zijn worstelingen met de bureaucratie aan de orde kwamen. Het laboratorium was namelijk oud, onvoldoende uitgerust en te klein. Daarnaast duurde het verrassend lang voordat hij toegelaten werd tot de KNAW; hij paste niet goed in het old boys network.

Over pakweg honderd jaar staat de KNCV voor de onthulling van het 104e Nationaal Chemisch Erfgoed. Misschien wel op de Paddepoel, de Uithof, Heyendaal of voor mijn part Drienerlo. De historici van de toekomst beschrijven aan de hand van een levensgroot hologram hoe de laboratoria van 2020 eruit hebben gezien en hoe prestige van de universiteitsbestuurders een belangrijke rol speelde in het ontwerp van de gebouwen. Aan ruimte geen gebrek, want de studentenaantallen lopen al tijden terug. De gelauwerde hoogleraar, verantwoordelijk voor een smal deelgebied van de chemie, worstelde met de bureaucratie. De spagaat tussen goed onderwijs en voldoende middelen voor baanbrekend onderzoek was groot en als een soort intellectuele duizendpoot was het moeilijk om een balans te vinden. Het old boys network was cruciaal in de aansluiting bij 21ste-eeuwse uitvindingen als het Zwaartekrachtprogramma en het Nationaal Groeifonds.

In 1896 – vier jaar nadat hij een splinternieuw laboratorium had gekregen – werd Nederland te klein voor Van ’t Hoff. Niet omdat hij het lastig vond om industriële ondersteuning te vinden voor zijn onderzoeksplannen, maar omdat hij in Berlijn de mogelijkheid kreeg al zijn tijd aan onderzoek te besteden.