Vogelbekdieren produceren gif dat sporen bevat van minstens 83 verschillende eiwitten. Dat valt op te maken uit een analyse van de actieve genen in de gifklieren, zo melden Wesley Warren (Washington University, St. Louis) en collega’s in het tijdschrift Genome Biology.

Opvallend is verder dat die eiwitten niet wezenlijk verschillen van wat je vindt in gif van andere diersoorten, zoals slangen en zeeanemonen. Al die giffen zijn los van elkaar geëvolueerd, wat dus inhoudt dat de evolutie op dit gebied de neiging heeft om telkens op dezelfde oplossing uit te komen.

 

Vogelbekdieren (alleen de mannetjes) hebben de gifklieren in hun achterlijf zitten. Het gif komt vervolgens vrij uit sporen aan de achterpoten, maar alleen tijdens het voortplantingsseizoen. Waar de dieren het voor gebruiken is onbekend; mogelijk verdedigen ze er hun territorium mee tegen soortgenoten. Vast staat dat een wond, die door die sporen wordt veroorzaakt, bij mensen bijzonder pijnlijk kan uitpakken.

 

Tot nu toe waren in het gif maar drie verschillende eiwitten aangetoond. Warren vermoedde al dat er méér variatie in zou zitten, beneden de detectiegrens van de beschikbare analyse-apparatuur.

 

Hij kon dat bevestgen toen hij een vogelbekdier in handen kreeg dat tijdens het broedzeizoen door een hond was doodgebeten. Hij isoleerde het messenger-RNA dat aanwezig was in de gifklieren, en keek wat voor sequenties daar tussen zaten die niet in ander weefsel waren terug te vinden. Daar zocht hij weer de sequenties uit die deden denken aan de codes die bij andere diersoorten een toxine opleveren.

 

De oogst bedroeg 83 verschillende sequenties, coderend voor eiwitten die behoren tot 13 verschillende eiwitfamilies. De van die eiwitten te verwachten effecten liepen uiteen ontsteking en zenuwschade tot spiercontracties en bloedstolling.

 

De grootste groep bestond uit 26 verschillende serineproteases, enzymen die je ook in de meeste soorten slangengif aantreft. Ook zaten er zeven genen bij die coderen vooriets wat sprekend lijkt op neurotoxines van spinnen.

 

Warren vermoedt dat de overeenkomsten worden veroorzaakt doordat toxines evolueren uit andere eiwitten die bij dieren óók ongeveer hetzelfde zijn. Bovendien zijn er gewoon niet zo veel eiwitstructuren die het in zicgh hebben om een toxine te worden.

 

Maar hij sluit niet uit dat het vogelbekdier ook nog andere toxines aanmaakt die helemaal niet lijken op die van andere dieren, en die bij de gevolgde onderzoeksmethode dus per definitie over het hoofd zijn gezien.

 

bron: naturenews

Onderwerpen