Poreuze koolstof blijkt cesium en strontium te kunnen absorberen uit oppervlaktewater. Misschien komen we zo goedkoop af van water dat is besmet door de kernramp in Fukushima, schrijven Amerikaanse en Russische onderzoekers in het tijdschrift Carbon.

Het idee is dan dat je de radionucliden uit het water filtert en vervolgens de koolstof verbrandt. Zo concentreer je de radioactiviteit in een klein beetje vaste as, die je veel gemakkelijker langdurig kunt opslaan dan een enorme hoeveelheid water.

In dat water is radioactief cesium verreweg de belangrijkste contaminant, en tevens een die moeilijk op grote schaal is te verwijderen. Eerder toonde mede-auteur James Tour (Rice University, Houston) al aan dat je cesium- en strontiumionen efficiënt kunt adsorberen aan grafeenoxide. Voor hem als nanotechnoloog lag dat materiaal nogal voor de hand, maar het is nog altijd vrij lastig te maken en daarom duur.

Zijn voormalige postdoc Ayrat Dimiev, inmiddels hoogleraar aan de universiteit van Kazan, heeft nu ontdekt dat het ook lukt met goedkope driedimensionale koolstof. Voorwaarde is dat je een kwaliteit uitkiest met een natuurlijke porositeit die zich er voor leent. Tot nu toe hebben Tour en Dimiev er twee gevonden. Het ene is shungiet, een koolstofrijk natuurlijk mineraal dat op een aantal plekken in Rusland is te vinden (dat het uit meteorieten komt schijnt een fabeltje te zijn) en eeuwen geleden al werd gebruikt om water te zuiveren. Het andere heet C-seal F, en is een poeder op basis van steenkolencokes dat wordt toegevoegd aan boorvloeistof om poreuze steenlagen af te dichten.

Een oxidatieve behandeling maakt er efficiënte absorbenten van. Vul er een kolom mee en je kunt meer dan 90% van alle strontium- en cesiumionen uit je water halen. Overigens absorbeert shungiet ook zonder die behandeling al verrassend veel cesium; ná de behandeling doet C-seal F het echter beter.

bron: Rice University