Vlamvertragers in huisstof beïnvloeden het gedrag van peuters. Dat menen onderzoekers van Oregon State University te kunnen opmaken uit een studie die vooral interessant is vanwege de toegepaste monsternametechniek.

Molly Kyle en collega’s deden 92 kinderen van 3 tot 5 jaar een polsbandje van siliconenrubber om, met de opdracht het gedurende een week te dragen. Daarna moesten hun ouders de bandjes naar het lab terugsturen in een luchtdicht afgesloten teflon zakje. Uiteindelijk gebeurde dat met 77 van de polsbandjes; de rest was zoek, niet gedragen, of per ongeluk in de wasmachine beland.

In 2014 ontdekten andere onderzoekers van dezelfde universiteit al dat zulke bandjes, die op grote schaal worden verkocht als reclamemateriaal, poreus genoeg zijn om allerlei organische verbindingen te absorberen. Als je die na een tijdje dragen extraheert en het extract analyseert met een combinatie van gaschromatografie en massaspectrometrie, kun je de blootstelling van de drager aan die stoffen kwantitatief bepalen - echt nauwkeurig is het niet, maar het geeft een idee.

In dit geval werd bij de analyse gekeken naar 41 vlamvertragers: zowel gebromeerde difenylethers (PBDE’s) als producten op organofosfaatbasis (OPFR’s). De gemeten hoeveelheden werden naast rapportjes over het gedrag van de kinderen gelegd.

In het tijdschrift Environmental Health verschenen zojuist de meetresultaten. Peuters die veel PBDE’s binnenkrijgen zijn volgens leerkrachten minder assertief dan gemiddeld terwijl OFPR’s leiden tot agressie, hyperactiviteit, onoplettendheid, bullying en gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef.

Het is allemaal zo boterzacht dat je jezelf ernstig moet afvragen of je er wel conclusies uit kunt trekken. Maar volgens de auteurs is het effect van OPFR’s maar een beetje kleiner dan dat van problemen in de familie, zoals misbruik of verslaafde c.q. gestoorde ouders. Ze pleiten dan ook voor vervolgonderzoek.

bron: Oregon State University