Tijdschriften hoeven redactionele correspondentie niet af te staan

Pfizer krijgt géén inzage in de redactionele correspondentie van een drietal wetenschappelijke tijdschriften. Een federale rechter in Massachusetts heeft de claim van de geneesmiddelenfabrikant tegen het New England Journal of Medicine afgewezen. Eerder ving Pfizer bij een rechter in Illinois al bot in zaken tegen het Journal of the American Medical Association en de Archives of Internal Medicine.

De rechtszaken draaiden rond de correspondentie tussen redactie en peer reviewers. De drie tijdschriften hebben in het verleden in totaal 22 klinische studies gepubliceerd die betrekking hadden op de Pfizer-pijnstillers Celebrex en Bextra. Inmiddels worden die middelen er van verdacht dat ze de kans op hartaanvallen en beroertes vergroten. Verschillende gebruikers (of hun nabestaanden) hebben Pfizer daarop voor de rechter gesleept.

Pfizer hoopte de wetenschappelijke corrspondentie rond de publicaties te kunnen gebruiken als bewijsmateriaal voor de eigen verdediging. Vandaar dat het bedrijf via de rechter inzage probeerde af te dwingen.

De betrokken redacties waren uiteraard mordicus tegen. Ze claimen onder meer dat ze nooit meer peer reviewers kunnen strikken als dit soort juridische praktijken routine worden en de anonimiteit van betrokkenen niet meer kan worden gegarandeerd.

De rechters gaan tot nu te allemaal mee met die redenering: het garanderen van de continuïteit van het peer-reviewproces weegt zwaarder dan het belang van Pfizer.

bron: NatureNews, Science

Onderwerpen