’Papa, waar komen mensen vandaan?’, vroeg mijn dochter van zeven laatst. Ja, die vraag moest een keer komen, life sciences in de puurste vorm.

‘Oef, uh ja, als een vrouw en een man elkaar heel lief vinden en…’ ‘Nee, dat bedoel ik niet, onderbrak ze me met een zucht, ik bedoel toen er nog geen mensen waren, hoe ontstond toen ineens een mens?’ Prachtige vraag, onbewust verwonderd over de evolutie.
Zo mooi om dergelijke verwondering bij een kind te zien over dingen die wij misschien wel te normaal zijn gaan vinden. Sindsdien ben ik extra gaan opletten op dit soort vragen van haar.
Zo volgde bijvoorbeeld: ‘Papa, waarom blijven die sterren in de lucht eigenlijk zweven?’ en ’Waarom draait de aarde eigenlijk?’ Pittige vragen, niet bepaald algemene kennis, denk ik. Ook vroeg ze na een sprintje eens: ‘Waarom gaat mijn hart sneller kloppen als ik ren?’
Schitterend vind ik dat. Echte vragen over de levenswetenschappen. Pure nieuwsgierigheid over de wereld om haar heen. Diezelfde kinderlijke verwondering zit in ons allemaal, al steekt die naarmate je ouder wordt misschien minder vaak de kop op.

Moment van verwondering

En dat gevoel van verwondering is juist in de wetenschap zo prachtig, als een soort olie op het onderzoekersvuur in jezelf. Het is zo waardevol om te proberen die verwondering te blijven ervaren, met als prijs een goed gevoel en motivatie om er verder in te duiken.
Ik probeer dit ook aan mijn studenten over te brengen als belangrijke onderzoekskwaliteit. Onlangs beleefden we zelfs met elkaar, docenten en studenten, zo’n prachtig moment van pure verwondering – ook al weten we hoe het werkt – toen een student voor het eerst zijn eigen kwantumdots had gesynthetiseerd. Met z’n vijven, in de donkere kamer, uv-lamp aan en… prachtige fluorescentie. ‘Ohhhhh, wow!’ Collectieve verwondering en enthousiasme, en daarmee dus extra motivatie om door te gaan. Een mooie ervaring waar er hopelijk nog heel veel van gaan volgen.