Wat mist in de aardmantel zit óók niet in de kern

Dat de mantel van de Aarde veel minder lood bevat dan je zou verwachten, komt niet doordat dat lood in de vloeibare kern is opgelost. Waarschijnlijker is dat het gewoon is verdampt, stellen Duitse onderzoekers vandaag in Nature. Daarmee verwijzen ze een heel oud dogma uit de geochemie naar de prullenbak.

Het lood zou 4,5 miljard jaar geleden naar de kern moeten zijn gemigreerd, vlak na het ontstaan van het zonnestelsel. Op een moment was de Aarde nog een vloeibare bol, met een oppervlaktetemperatuur van ruim boven de 2000 graden. Lood lost net als wolfraam relatief gemakkelijk in andere vloeibare metalen op, en zou dan ook in het ijzer en het nikkel van de kern zijn verdwenen.

Onderzoekers van de universiteiten van Bonn en Münster, en van het Max-Planck-Institut für Chemie in Mainz, hebben nu echter de vermoedelijke omstandigheden van 4,5 miljard jaar geleden experimenteel nagebootst. Resultaat: dat er wolfraam naar de kern verdween kan kloppen, maar het meeste lood moet gewoon in de mantel zijn blijven zitten.

Waar dat lood dan wél gebleven is, weten de onderzoekers ook niet. Lood is bij 2000 graden al behoorlijk vluchtig, en op een gegeven moment moet de Aarde tijdelijk nog een stuk heter zijn geweest nadat een andere planeet-in-wording er bovenop was geknald. Op dat moment is zelfs een deel van het silicium uit de mantel verdampt, waaruit vervolgens de maan moet zijn ontstaan.

bron: Universität Bonn

Onderwerpen