Met infraroodspectrometrie kun je snel zien hoe ver een oude geluidsband heen is. En dus hoe je de digitalisering het beste kunt aanpakken, schrijven Amerikaanse onderzoekers in Analytical Chemistry.

Om de magnetische deeltjes op die banden vast te zetten werd sinds de jaren 70 vooral polyester-polyurethaanhars gebruikt. Onder invloed van warmte en vocht hebben de esterbindingen de neiging om te hydrolyseren. Daardoor wordt de band eerst plakkerig, en vervolgens komt de coating helemaal los. Als je hem dan probeert af te spelen beschadig je zowel de band als de afspeelapparatuur.

Door minstens vier uur ‘bakken’ in een elektrische oven bij 55 graden Celsius kun je de coating lang genoeg immobiliseren om de band alsnog te kunnen overzetten naar een digitale drager. Maar die procedure kost te veel tijd om standaard bij álle banden te doen.

Stephen Morgan en collega’s van de University of South Carolina hebben nu een snelle manier ontwikkeld om wel en niet afspeelbare banden van elkaar te onderscheiden. Daartoe speuren ze met attenuated total reflectance Fourier transform-infraroodspectrometrie (ATR FT-IR) naar pieken die karakteristiek zijn voor degradatie van het polyester.

Om te beginnen analyseerden ze een stapel van 133 willekeurige geluidsbanden uit een collectie van de Library of Congress. Van een aantal namen ze spectra op en bekeken ze de afspeelbaarheid, waarna ze met statistische methodes een verband tussen die twee probeerden te leggen. Daar kwam uit dat de intensiteiten bij de golfgetallen 1730 cm–1, 1700 cm–1, 1255 cm–1 en 1140 cm–1 maatgevend zijn.

Op basis van die pieken konden ze in het restant van de stapel 92 procent van de niet-afspeelbare banden correct aanwijzen.

Het idee is nu dat collectiebeheerders snel al hun banden analyseren en bij het digitaliseren voorrang geven aan de exemplaren waar haast bij is. Als je in de tussentijd de goede exemplaren koel en droog bewaart, blijven ze voorlopig waarschijnlijk wel afspeelbaar.

Morgan wijst er wel op dat de juiste golfgetallen kunnen variëren als functie van de leeftijd van de banden en het merk. Bij elke nieuwe collectie moet je dus de software aan de hand van een aantal banden laten ‘leren’ wat de juiste pieken zijn. Morgan en collega’s denken dat hun software inmiddels gebruikersvriendelijk genoeg is om dit over te laten aan collectiebeheerders zonder statistische achtergrond.

Of die beheerders zo makkelijk aan een FT-IR kunnen komen, is natuurlijk wél de vraag.

bron: C&EN