De ambitieuze arts-microbioloog Heiman Wertheim doet er alles aan om zijn passie achterna te gaan: patiënten met bacteriële infectieziektes genezen. Voor de ziekenhuiszorg en researchlaboratoria heeft hij grootse plannen in petto. ‘We moeten af van de status quo’.

De bewogen carrière van Heiman Wertheim (46), sinds 2016 hoofd van de afdeling medische microbiologie aan het Radboudumc, heeft zich vooral in het buitenland afgespeeld. Hij maakte veel patiënten met bacteriële infectieziektes van dichtbij mee en zette zijn kennis en kunde voor hen op verschillende plekken in, de laatste tien jaar vooral in Vietnam. ‘Als je bacteriële infectieziektes wilt onderzoeken en de patiënt wilt helpen, moet je daar zijn waar die ziektes zich voordoen.’ Dus reisde hij na zijn promotie af naar Vietnam, waar hij vervolgens voor negen jaar via Oxford University in dienst was bij de door de universiteit opgezette Clinical Research Unit in Hanoi. In Hanoi raakte hij, als hoofd van het door hem opgerichte microbiologische researchlaboratorium, onder de indruk van de grote verschillen in de patiëntenzorg, het zorgbeleid en de dagelijkse procedures vergeleken met de Westerse zorg. ‘Het was een intense periode in een voor mij vreemd land, alles was nieuw. In het land zijn verschillende klimaatzones waarmee je ook rekening moet houden met betrekking tot de epidemiologie van infectieziektes.’

 

Een onderzoeksunit opzetten in een Vietnamees ziekenhuis klinkt best uitdagend. Je was er niet alleen als leidinggevende met de verantwoordelijkheden die daarbij horen, maar zelf ook betrokken bij het dagelijkse onderzoek en de patiëntenzorg. Hoe heb je dat ervaren?

‘Als je net begint en ze kennen je nog niet, moet je eerst resultaten tonen aan de lokale ziekenhuismedewerkers. Met alleen praatjes kom je er niet. Je moet het vertrouwen van de medewerkers zien te winnen en dat gaat door te laten zien dat je iets toevoegt. Gelukkig zijn de mensen in Vietnam ook heel direct in de communicatie, net als in Nederland.

 

‘Met alleen praatjes kom je er niet’

De unit hebben wij op een strategische plek opgezet, in het nationale tropenziekenhuis in Hanoi dichtbij de ministeries en de ziekenhuizen. Wij zijn begonnen door in het PCR-lab influenzadiagnostiek op te zetten. Snel daarna kwamen de eerste gevallen van vogelgriep binnen. Dit was een interessante tijd; ik was betrokken bij het opstellen van richtlijnen en onderzoek naar ernstige griep, waaronder het vogelgriepvirus. Sindsdien is het lab dat wij hebben opgezet het grootste lab binnen het ziekenhuis en is het in staat veel genomen van pathogenen te sequencen, zoals hiv, hepatitis, en ziekteverwekkers van hersenvliesontsteking.’

 

Waar liep je tegenaan toen je de onderzoeksunit opzette in zo’n andere wereld, zo verschillend van het Westen?

‘We moesten eerst de juiste infrastructuur bouwen om de wetenschap op hoog niveau te kunnen uitvoeren. Dat kan het best in de ziekenhuizen met de Vietnamezen zelf. Die apparatuur en technieken die wij installeerden in de ziekenhuizen waren ook geschikt voor diagnostiek en patiëntenzorg, en dus niet alleen voor onderzoek. Dat heeft veel krediet opgeleverd. Ik ben niet voor het soort units die deze faciliteiten van elkaar scheiden, zoals sommige Amerikaanse initiatieven. De patiënten hebben daar geen toegang tot de diagnostiek die er alleen is voor onderzoek. Ik vind dat onethisch. Met eigen ogen heb ik gezien hoe dat gaat, bijvoorbeeld in Tanzania. Op vijftig tot honderd meter afstand van het ziekenhuis heb je een researchlab, terwijl in het ziekenhuis de faciliteiten en de middelen niet beschikbaar zijn voor de patiënt, omdat het apparaat stuk is of de juiste persoon er niet is om het onderzoek uit te voeren. En als er wel mogelijkheden zijn in het researchlab, volgt er een dure rekening.’

 

Je hebt dus een goede start gemaakt met de juiste faciliteiten. Wat heb je vervolgens op onderzoeksgebied betekend voor de lokale bevolking?

‘Een belangrijke bevinding is dat we de voornaamste veroorzaker van nekkramp bij volwassenen, de varkensbacterie Streptococcus suis, hebben gevonden. Die bacterie was al eerder aangetoond in Zuid-Viet-nam, maar nog niet in het noorden. Het is een zoönose die van varken op mens overspringt, onder meer doordat personeel verwondingen oploopt tijdens slachten of doordat consumenten varkensproducten onvoldoende verhitten. Vietnamezen zijn dol op varkensbloed en consumeren dat regelmatig, samen met limoen en een glaasje rijstwijn – dat is een belangrijke bron van besmetting. Zo’n culturele gewoonte verander je niet zomaar. Ons onderzoek heeft wel geleid tot betere diagnostiek en nieuwe richtlijnen in de kliniek om patiënten goed te kunnen behandelen met antibiotica.

Sinds 2009 ben ik mij ook gaan richten op het probleem van antibioticaresistentie. In 2011 was ik betrokken bij een situatie-analyse, wat uiteindelijk leidde tot een nationaal actieplan voor antibiotica­resistentie van het Vietnamese ministerie van Gezondheid. Ik vond het ontzettend boeiend hoe je met goed werk en korte lijntjes naar het ministerie toe impact kunt hebben op een land met meer dan 90 miljoen inwoners.’

 

Waar komt je drive voor infectieziektes vandaan?

‘Vanaf mijn 12de tot mijn 16de woonde ik met mijn familie in Panama, omdat mijn vader daar werk kreeg (als directeur van een fabrikant van zonweringen, red.). Ik vond het toen al fascinerend, de biologie en de interactie tussen omgeving en mens, en dat er kleinere dingen zijn die invloed hebben op ons leven. De vaccinaties die we van tevoren moesten halen, riepen bij mij een natuurlijke nieuwsgierigheid op: hoe werkten ze en waarom was dat nodig?

 

Daarna kwam je dus in aanraking met Oxford University, waar ze een arts-microbioloog zochten om een unit op te zetten in Hanoi. Hoe verliep dat?

‘Hoogleraar Joep Lange van het AMC begon over de Oxford research-unit in Vietnam en vond dat wel iets voor mij. Vervolgens kwam ik via hem in contact met een Nederlandse arts-microbioloog die daar al werkte, Menno de Jong. Toen ik in Thailand met mijn gezin op vakantie was in 2006 kreeg ik een bericht van Menno dat er een vacature was om een nieuwe onderzoeksunit in Hanoi op te zetten. Ik heb mijn vakantie onderbroken, het klikte en zes maanden later woonde ik met mijn gezin in Hanoi.’

 

Sinds 2015 ben je weer in Nederland en benoemd tot hoogleraar medische microbiologie aan het Radboudumc. Welke persoonlijke ambities heb je momenteel?

‘Binnen het Radboudumc zijn we nu bezig een centrum voor infectieziektes te vormen, waar we alle kennis en kunde op dit terrein willen bundelen. Een ontzettend goed initiatief waar we met veel enthousiasme aan werken. Verder zijn er ontzettend veel ontwikkelingen binnen mijn vakgebied; toenemende resistentie, nieuwe pathogenen, snelle diagnostiek, whole genome sequencing, en meer. Met een recent ingestelde commissie zijn wij nu bezig om kennislacunes binnen ons vakgebied te inventariseren en op basis daarvan een kennisagenda te formuleren. Persoonlijk ben ik nauw betrokken bij oplossingen vinden voor de resistentieproblematiek in ontwikkelingslanden.

Verder vind ik dat we in de zorg nog met te dure systemen werken. Dat kan efficiënter. We moeten toe naar een sharing economy binnen de laboratoria, waarbij we optimaal gebruikmaken van elkaars faciliteiten; dat is de oplossing om de zorg in de toekomst nog betaalbaar te houden.’

 

Aan wat voor diagnostische innovaties werken jullie?

‘Wij zijn bezig met whole genome sequencing voor onder meer infectiepreventie, waarmee we hele bacteriële genomen kunnen testen op onderlinge verwantschap en tegelijk op virulentie- en resistentiegenen. Als we een resistente bacteriestam op de intensive care vinden, kunnen we relatief snel en gemakkelijk die genomen sequencen en bepalen of er sprake is van een uitbraak om die vervolgens in te dammen. Verder is het van belang dat van een aantal tests sneller een uitslag komt, vooral bij tests die een grote impact hebben op de zorg van de patiënt. Voor Influenza hebben we bijvoorbeeld goed uitgezocht hoe we dat moeten aanpakken: een point-of-care-test geeft direct het testresultaat en voorkomt dat de patiënt onnodig lang in isolatie ligt. Zo zijn wij dagelijks bezig te verbeteren.’

 

Tijdens je inaugurele rede in januari benadrukte je het belang van digitalisering in de zorg. Waarom is dit zo belangrijk?

‘De zorg wordt onbetaalbaar, dus we moeten oplossingen bedenken om beter met de beschikbare middelen te kunnen omgaan. De meeste ziekenhuizen leggen een hoop vast in digitale systemen, maar benutten de beschikbare informatie nog niet goed. Bijvoorbeeld: welke patiënt krijgt onnodige diagnostiek, of welke patiënt zou gebaat zijn bij een bepaalde test?

 

‘Binnen laboratoria moeten we toe naar een sharing economy’

Verder zullen kweektechnieken deels worden vervangen door moleculaire technieken zoals sequencing. Het handmatige labwerk zal steeds minder worden. We zullen steeds meer analisten nodig hebben die goed met computers kunnen omgaan en databestanden kunnen analyseren. Daar moeten we rekening mee gaan houden bij nieuw personeel aanstellen; ICT-kennis wordt steeds belangrijker.

Mensen moeten wel willen meegaan in het veranderingsproces, dat probeer ik binnen het Radboudumc te stimuleren. We moeten de status quo durven loslaten.’