Onderzoekers van het Stanford Burnham Prebys Medical Discovery Institute hebben het onderliggende moleculaire mechanisme van de werking van lithium bij bipolaire stoornissen ontdekt. Dat schrijven ze in Proceedings of the National Academy of Sciences.

In Nederland kampen er naar schatting 100.000 mensen met een bipolaire stoornis (ook wel manisch depressief genoemd). Een op de drie reageert goed op therapie met lithium. Dit medicijn wordt al sinds de jaren zestig gebruikt, maar het was nog steeds onbekend wat het moleculaire mechanisme was.

De onderzoekers kweekten geïnduceerde pluripotente stamcellen (iPSC) uit bindweefsel van lithium-responsieve patiënten. Door de eiwitten in de door de iPSC gecreëerde neuronen te analyseren zijn ze erachter gekomen dat lithium de fosforylering van het eiwit CRMP2 verandert. Niet-gefosforyleerd CRMP2 is actief bindt aan het cytoskelet, gefosforyleerd CRMP2 (pCRMP2) is inactief en bindt niet. Binding aan het cytoskelet zorgt voor een steviger neuron.

Lithium-responsieve patiënten hebben een verhoogde hoeveelheid pCRMP2 in hun neuronen, terwijl andere psychiatrische en neurologische patiënten (inclusief niet-lithium-responsieve bipolaire patiënten) dat niet hebben. Lithium activeert pCRMP2, waardoor het cytoskelet een groter oppervlak en dichtheid krijgt en normaliseert.

Door dit mechanisme in kaart te brengen kan er gerichter naar de oorzaken en verbeteringen van andere therapieën van bipolaire stoornissen worden gezocht.

Lithium lijkt ook andere gevolgen door aandoeningen aan het cytoskelet te kunnen normaliseren.