Herprogrammeren van volwassen cellen tot stamcellen leidt tot instabiliteiten in het genoom. Voordat je er daadwerkelijk gentherapie mee gaat bedrijven kun je beter héél erg goed onderzoeken of die instabiliteiten niet tot kanker leiden. Zo ja, dan behoeft het herprogrammeerproces de nodige verfijning, zo suggereren Zwitserse en Italiaanse onderzoekers.

Eerder ontdekte dezelfde groep dat de expressie van oncogenen (dus kankerveroorzakende genen) vergelijkbare instabiliteiten oplevert. Kennelijk beschadigt dit onder meer het zogeheten p53-gen, een belangrijke tumoronderdrukker. Inderdaad vertonen tumorcellen relatief vaak gemuteerde p53-genen.

 

Herprogrammering is meestal gebaseerd op het inbrengen van 3 of 4 zorgvuldig uitgekozen genen, en bijna altijd zitten er wel een paar tussen met een reputatie als oncogen. Vanaf het begin is al gewaarschuwd dat dit een mogelijk risico was.

 

De onderzoekers besloten dus uit te testen of herprogrammering, dankzij die oncogenen, eveneens tot instabiliteiten leidt. Ze probeerden het uit met huid- en melkkliercellen van muizen, die ze op drie verschillende manieren herprogrammeerden.

 

In alle gevallen was het resultaat hetzelfde, namelijk DNA waar stukken tussenuit waren en/of dubbel in zaten. Precies wat je van een oncogen verwacht.

 

Hun jongste bevindingen verschenen onlangs in het tijdschrift Cell Death & Differentiation. Twee vervolgpublicaties in Nature zitten in de pijplijn.

 

Eerder deze maand kwam een andere groep al met het bericht dat herprogrammeren leidt tot foutjes in de methylering van het DNA. De nieuwe publicaties versterken het vermoeden dat de euforie over hergeprogrammeerde cellen als alternatief voor embryonale stamcellen wel eens een beetje voorbarig zou kunnen zijn geweest.

 

bron: Ecole Polytechnique Fédérale de Lausanne

Onderwerpen