Genetische modificatie voor grootschalige alkaloïdenproductie

Amerikaanse onderzoekers hebben gistcellen dusdanig omgebouwd dat ze bruikbare hoeveelheden morfine, codeïne en andere benzylisochinoline-alkaloïden kunnen produceren. Die hoef je dan niet meer uit papavers te extraheren, zo melden ze in Nature Chemical Biology.

Op basis van het aminozuur tyrosine (dat het benodigde stikstofatoom bevat) maken planten van nature duizenden verschillende alkaloïden aan. Een paar zijn verdovend, heel wat andere zouden potentie kunnen hebben als geneesmiddel. Meestal zijn het echter tussenproducten die door de plant meteen weer in iets anders worden omgezet. Vandaar dat het een uitzondering is wanneer je er nuttige hoeveelheden van kunt winnen.

Christina Smolke en Kristy Hawkins (CalTech) hebben die planten nu overbodig gemaakt dor bakkersgist (Saccharomyces cerevisiae) te verrijken met genen uit papaver (Papaver somniferum), de ruit ( Thalictrum flavum) en de zandraket (Arabidopsis thaliana). Zo imiteerden ze de metabole route die planten gebruiken om alkaloïden te maken.

Tot nu toe hebben de gisten zeven verschillende alkaloïden geproduceerd. De opbrengst ligt op 100 tot 200 mg per liter, en de onderzoekers denken dat hij 10 tot 100 keer hoger kan worden wanneer ze het fermentatieproces een beetje optimaliseren.

Uiteindelijk hoopt Smolke zelfs niet-natuurlijke alkaloïden te kunnen produceren, door in de gistcellen combinaties van genen te creëren die in de natuur niet voorkomen.

Het wachten is op gemodificeerde biergist die het begrip ‘comazuipen’ een geheel nieuwe dimensie geeft. Maar die suggestie hebt u niet van ons.

bron: NatureNews

Onderwerpen