Het kabinet ondersteunt de wens van het bedrijfsleven om meer jongeren te laten kiezen voor een techniekopleiding. Maar die steun is vooral moreel, zo valt op te maken uit de vanmiddag gepresenteerde kabinetsreactie op het Masterplan Bèta en Technologie.

Dat plan werd eerder dit jaar ingediend door de 9 topsectoren. Centrale stelling was dat in de toekomst 4 op de 10 schoolverlaters een technisch of bètadiploma op zak zou moeten hebben. Nu is het 1 op de 4, te weinig om te voldoen aan de vervangingsvraag die ontstaat nu de naoorlogse generatie massaal met pensioen gaat.

Helemaal mee eens, zo schrijven de ministers Marja van Bijsterveldt (Onderwijs), Henk Kamp (Sociale Zaken) en Maxime Verhagen (EL&I) nu aan de Tweede Kamer. Maar de kern van hun antwoord staat halverwege pagina 3:

Primair zijn bedrijven zelf aan zet. Het is immers allereerst hun bedrijfseconomische belang om aantrekkelijk te zijn voor voldoende en goed geschoold personeel.

En daar willen de ministers best wel bij helpen, maar alleen als eerst een reeks actiepunten is afgewerkt waar de overheid niet aan mee hoeft te betalen. Het gaat dan bijvoorbeeld om bundeling van bestaande private en publieke initiatieven, beter laten aansluiten van het opleidingsaanbod op de vraag, meer contact tussen scholen en bedrijven, en het aantrekkelijker maken van het werken in de techniek.

Een beetje geld wil de overheid dan nog wel schuiven. OCW stelt in totaal 18,7 miljoen euro beschikbaar om techniek te promoten binnen het onderwijs (het Platform Bèta Techniek kan dus blijven bestaan). Daarnaast gaat 11 miljoen per jaar naar de 3TU.Federatie. Ook komen er extra Centra voor Innovatief Vakmanschap (mbo) en Centres of Expertise (hbo): uiteindelijk moet elke topsector er van allebei minstens één hebben. Mag ook enkele tientallen miljoenen kosten.

Of je dit nu moet zien als een erkenning van de capaciteiten van de topsectoren of gewoon als het zoveelste bewijs dat de schatkist leeg is, mag u zelf bepalen.

bron: Rijksoverheid

Onderwerpen