Twee dove kikkersoorten communiceren waarschijnlijk via hun fluorescente botten.

De laatste jaren zijn er al wel meer studies gedaan naar fluorescentie in dieren, maar dat betrof voornamelijk fluorescentie die aan de buitenkant zit (zoals de veren van papegaaien en het exoskelet van sommige spinnen). Na de ontdekking van zichtbare fluorescente kameleonbotten vorig jaar zijn de zogenaamde zadelpadden (Brachycephalus ephippium en B. pitanga) de eerste andere diersoorten waarvan de botfluorescentie van buitenaf zichtbaar is, melden Sandra Goutte en collega’s in Scientific Reports.

De onderzoekers hadden eerder al ontdekt dat deze kleine, feloranje kikkertjes elkaars lokroep niet konden horen. Ze lijken communicatie wat visueler aan te pakken, want in datzelfde artikel meldt Goutte, die bij de New York University Abu Dabhi in de Verenigde Arabische Emiraten betrokken is, dat de kikkers onder andere naar elkaar zwaaien en mondbewegingen maken.

Nu vond de groep van Goutte echter dat ze wellicht ook via fluorescentie communiceren. De huid op de rug en kop van de kikkers is heel dun (7 µm op een aantal plekken) en verkalkt, zodat onder invloed van UV-licht van 365–390 nm witte plekken te zien zijn.

Alleen seksueel volgroeide zadelpadden vertonen deze plekken; bij jonkies is het niet te zien. Het zou dus een vorm van communicatie naar andere kikkers kunnen zijn die zich wat hogerop in het woud bevinden. Een andere mogelijkheid is dat de fluorescentie dient als waarschuwing naar potentiële roofdieren toe, zoals spinnen en vogels, die, in tegenstelling tot de mens, vaak wel fluorescente patronen kunnen zien in natuurlijk licht.

Botten zijn van nature fluorescent, maar het effect is normaal gesproken heel zwak, en omdat de huid eromheen te dik is, is het doorgaans niet waarneembaar. De fluorescentie wordt veroorzaakt door collageen en dan met name door de aromatische aminozuren als tryptofaan, fenylalanine en tyrosine. Dat de huid van de zadelpadden zo dun is, komt doordat ze melanoforen missen, de donkere pigmentcellen die zich meestal tussen de opperhuid en de onderhuid bevinden.

Wel moeten de onderzoekers nog uitvinden wat de precieze samenstelling van de botten is en of deze kikkers überhaupt de fluorescente patronen kunnen zien. Van andere soorten is al wel aangetoond dat ze gevoeliger zijn voor blauw/groen licht, wat kan wijzen op de mogelijkheid van de zadelpadden om de patronen te zien.