De wolven die ooit op de Falkland-eilanden leefden moeten daar tijdens de laatste ijstijd gewoon heen zijn gelopen. Analyse van mitochondriaal DNA maakt dat waarschijnlijk, schrijven Australische onderzoekers in Nature Communications.

Het lost een van de grote raadsels van de biologie op. Anno 2013 liggen de eilanden 460 km buiten de kust van Patagonië. Een landbrug is er in het recente verleden nooit geweest. En de naar verluidt spectaculair tamme wolven, die in Darwins tijd nog leefden maar kort daarna zijn uitgeroeid, waren de enige landzoogdieren van de Falklands - dus hoe kwamen ze daar? Hadden ze soms hulp gehad?

Eerdere bestudering van het mitochondriale DNA in de bewaard gebleven botten van een vijftal Falklandwolven (Dusycon australis) suggereerde dat de Zuid-Amerikaanse manenwolf (Chrysocon brachyurus) de meest nabije verwant was. De Falklandwolf moest zich dan ongeveer 7 miljoen jaar geleden als soort hebben afgesplitst en moest al 330.000 jaar op de eilanden hebben gezeten.

De Australiërs hebben nu ontdekt dat daarbij een factor over het hoofd is gezien. Die heette Dusycon avus, leefde eveneens op het vasteland en is zelf al drieduizend jaar uitgestorven.

Vergelijking van het Falkland-DNA met dat uit zes skeletten van D. avus leerde dat daar nauwelijks verschil in zit: beide soorten zijn pas 16.000 jaar geleden uit elkaar gegroeid. Dat moet dus vlak na de laatste ijstijd zijn gebeurd.

Toen vervolgens werd ontdekt dat de zeebodem tussen het vasteland en de eilanden een serie richels vertoont waar het water niet zo diep is, vielen de puzzelstukjes op hun plaats. Tijdens de ijstijd was de zeespiegel veel lager, en er moet op het smalste punt slechts 20 km water zijn overgebleven. Als die zeestraat dichtvroor, kon een wolf die achter een malse pinguïn aanholde de oversteek wel maken. Voor kleinere knaagdieren was de afstand te groot, en dat verklaart dat de wolven de enige landzoogdieren op de eilanden bleven.

bron: Nature, University of Adelaide

Onderwerpen