Rijk aan vezels. Of het nu gaat om crackers, yoghurt of fruitdrankjes, niemand controleert die claim. De oude analysemethode ziet diverse voedingsvezels over het hoofd en definitiediscussies vertragen de introductie van een nieuwe.

“Het is onze taak om de EU-richtlijn over voedingsvezels te controleren. Zit er in 100 g van een voedingsproduct met de claim ‘rijk aan vezels’, wel echt 6 g vezels? Dat zouden we graag steekproefsgewijs checken. Probleem is echter dat de oude analysemethode al in 2005 uit de warenwet is geschrapt en er geen consensus is over een nieuwe analysemethode”, vertelt Michiel Grutters van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA).

De oude analysemethode kan slecht overweg met onverteerbaar zetmeel en oplosbare oligosacchariden, vezels die volgens de laatste fysiologische inzichten wél tot de voedingsvezels behoren. De monstervoorbehandeling van die oude methode maakt namelijk gebruik van enzymen die niet alleen verteerbare koolhydraten zoals suikers afbreken, maar die ook hun tanden zetten in onverteerbaar zetmeel. Dat wordt gedeeltelijk afgebroken en lost vervolgens op. Zo spoelt het weg met de verteerbare koolhydraten in plaats van dat het neerslaat met de rest van de voedingsvezels.

Ook oplosbare laagmoleculaire fracties van oligosacchariden, zoals fructo- en galacto-oligosacchariden en inuline, gaan ten onrechte door het putje. Ze worden geheel of gedeeltelijk tijdens de filtratiestap weggespoeld.

Dat betekent dat de oude analysemethode niet alleen de hoeveelheid vezels onderschat, maar ook het aantal calorieën overschat. Voedingsvezels leveren het lichaam na fermentatie in de maag namelijk per gram slechts 2 kcal op, terwijl verteerbare koolhydraten per gram 4 kcal opleveren. Bij een product met de claim ‘rijk aan vezels’, scheelt dat minimaal 12 kcal per 100 g.

Enorme stap

Nieuwe enzymen gebruiken bij een lagere temperatuur lijkt de eenvoudigste manier om het onverteerbaar zetmeel intact te laten. Het ongezien wegspoelen van oligosacchariden is te voorkomen door een HPLC-stap toe te voegen na filtratie. Dat maakt het mogelijk om de oplosbare fracties voedingsvezel te kwantificeren.

“Deze nieuwe methode is echt een enorme stap voorwaarts”, stelt Grutters, die meewerkt aan het validatietraject van de in Ierland ontwikkelde methode. “Er zijn altijd mensen die denken dat het beter en makkelijker kan, bijvoorbeeld zonder arbeidsintensieve HPLC-stap. De perfecte methode bestaat echter niet. Welke analysemethode voor voedingsvezels je ook kiest, het zal altijd een compromis zijn omdat je een enorme hoeveelheid zeer verschillende componenten met dezelfde methode wilt meten.”

Stammenstrijd

Belangrijkste struikelblok voor een snelle introductie van een nieuwe methode lag echter niet op analysevlak, maar in de controverse rond de definitie van een voedingsvezel. De Codex, een organisatie gelieerd aan de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) en de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO), is jaren bezig geweest om de hele wereld op één lijn te krijgen. “Eindelijk is er tijdens de jaarlijkse vergadering in november in Zuid-Afrika consensus bereikt over de definitie”, vertelt Grutters. De keuze viel op tien bouwstenen. “Maar in een voetnoot staat dat nationale overheden hier van mogen afwijken. In Nederland gaan oligosacchariden vanaf drie bouwstenen meetellen als voedingsvezel. Onze nieuwe methode sluit hierbij aan, we kunnen dus doorgaan met de validatie daarvan.”

Over oplosbare vezels als inuline was ook een stammenstrijd gaande. De ene stroming houdt een fysiologische definitie aan en ziet alles wat onverteerbaar is in de dunne darm – dus ook oplosbare vezels – als voedingsvezel. De andere stroming benadrukt dat alleen de goede werking van voedingsvezels in groente, fruit en graanproducten wetenschappelijk is bewezen. “Analytisch kun je met die laatste definitie niet goed uit de voeten, want natuurlijke en geraffineerde vezels zijn in je analyses lastig te onderscheiden.”

Bron: C2W life sciences4, 7 maart 2009

Onderwerpen