Life sciences of chemie studeer je waarschijnlijk om je te verdiepen in de wereld om je heen. Als je focus lag op hoe jij je daartoe verhoudt, had je wellicht filosofie gekozen. Ook in het werk van life scientists en chemici speelt ethiek echter een rol.

‘Ethiek is onder onze studenten niet het meest populaire onderwerp. Tegelijkertijd gaven oud-studenten in een alumnisurvey onlangs aan dat zij later in hun loopbaan veel in aanraking komen met ethische onderwerpen en dat zij in hun studie voor hun gevoel te weinig hebben geleerd om daarmee om te gaan’, vertelt Lotte Asveld.

Asveld is universitair docent en bestudeert aan de TU Delft maatschappelijke aspecten van biotechnologische innovaties. Daarnaast verzorgt ze het onderwijs voor het bachelorvak biofarmaceutische technologie en maatschappij, en het mastervak ethical, legal en social aspects of biotechnology.

Moreel dilemma

Een van Asvelds studenten, Carmen Berends (23), masterstudent life science & technology, schetst hoe zij tegen ethiek aankijkt: ‘Ik geloof dat iedereen zich in zijn werk altijd moet afvragen of het wel nut heeft wat hij nu aan het doen is, of het verantwoord gebeurt en of het niet beter, efficiënter, veiliger of simpeler kan.’ In het najaar van 2016 maakte Berends deel uit van het Delftse team dat deelnam aan iGEM, de internationale studentencompetitie op het gebied van synthetische biologie. De studenten uit Delft verbouwden bacteriën tot levende microscooplenzen en ontwikkelden een biolaser.

 

‘Veel studenten benaderen ethische dilemma’s als rekensom’

In haar team was Berends verantwoordelijk voor de sociale, ethische en juridische aspecten van hun project. Het beste voorbeeld van een moreel dilemma zag ze tijdens de competitie zelf. ‘Over het project van een Chinees team ontstond veel discussie. Het had onder meer gezonde muizen ingespoten met kankercellen. Europe­anen en Amerikanen vonden dat te ver gaan en protesteerden. Maar in China mag het. En de spelregels van de competitie voorzagen er niet in, dus kon het team niet worden gediskwalificeerd. Persoonlijk vond ik dat de organisatie vooraf beter over de spelregels had moeten nadenken.’

Ethiek is overal

Hoe ver je wilt gaan voor de vooruitgang van je vak en de maatschappij is een vraag die zich voortdurend in allerlei vormen opdringt aan wetenschappers. Chemici zien zich ermee geconfronteerd bij elke nieuwe stof die zij aan de wereld toevoegen. Grondstoffen voor springstoffen en strijdgassen zijn voor de hand liggende voorbeelden, maar ook alledaagse producten als bestrijdingsmiddelen, plastics en medicijnen kennen hun controverses.

In de moleculaire levenswetenschappen spelen ethische vragen rond alle mogelijke ingrepen in het leven; van genetische modificatie, synthetisch leven bouwen, met humane embryonale stamcellen werken, gene editing met CRISPR-Cas, proefdiergebruik, tot het al dan niet toekennen van octrooien in de biotechnologie.

 

‘Beroepsethiek gaat pas echt leven in je promotietraject’

De studieprogramma’s van universitaire bachelors in de life sciences en chemie bevatten vaak wel een bescheiden ondersteunend vak waarin ethiek of wetenschapsfilosofie aan de orde komen, met daarbij regelmatig ook aspecten van veiligheidskunde, good scientific practice of maatschappelijk verantwoord ondernemen. Volgens Jan Reedijk, emeritus hoogleraar anorganische chemie aan de Universiteit Leiden en onder meer lid van de werkgroep Ethiek in de Chemie van de Europese vereniging voor chemische en moleculaire wetenschappen (EuCheMS) en het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI), geven de basisopleidingen daarmee voldoende aandacht aan ethiek binnen de moleculaire wetenschappen.

Intellectueel spelletje

‘Leren reflecteren op je werk, ook in morele zin, is een belangrijk onderdeel van elke wetenschappelijke training. Maar het vereist professionals die zich al kunnen identificeren met hun rol’, stelt Reedijk. Volgens hem is die identiteit vroeg in de studie nog niet gevormd en dan is beroepsethiek snel te abstract. ‘Dat gaat pas echt leven als studenten met hun promotietraject bezig zijn. En in de praktijk spelen vragen over wat je wel en niet met je tijd en middelen moet doen eigenlijk pas op het niveau van onderzoeksleiders’, meent Reedijk.

Arie Rip, emeritus hoogleraar filosofie van wetenschap en technologie aan de Universiteit Twente, is het grotendeels eens met Reedijk. ‘Met jonge studenten kun je nog niet zo goed discussiëren over de echte ethische dilemma’s in je vak. Dat wordt snel een intellectueel spelletje.’ Maar het goede moment voor een gedegen training op dit vlak laat zich volgens Rip moeilijk aanwijzen. ‘Je moet daar ook niet te lang mee wachten. Promovendi staan alweer onder grote druk om te produceren, te publiceren, hun proefschrift af te leveren en door te denderen. Zij moeten al behoorlijk sterk in hun schoenen staan om zelf nog prioriteit aan reflectie te geven en tunnelvisie te voorkomen.’

Rip vermoedt dat van elke tien promovendi er zes zijn workshop nanotechnologie en maatschappij enkel zagen als extra werklast. ‘Ook begeleiders zien promovendi liever al hun tijd steken in zaken die zij als meer vakinhoudelijk beschouwen.’

Problemen oplossen

Hoewel chemieveteranen Reedijk en Rip bij instellingen, zoals universiteiten en Europese onderzoeksfinanciers, de aandacht voor morele vorming de laatste jaren zien toenemen, gelooft Rip niet dat huidige studenten meer of minder dan vroeger bezig zijn met morele kwesties. ‘Het houdt sommige studenten meer bezig dan andere. Dat is altijd zo geweest.’

 

‘‘betere voorlichting’ zal niet altijd het gewenste effect hebben’

‘Ingenieurs houden van dingen maken, rekenen en problemen oplossen’, redeneert Asveld. ‘Veel van mijn studenten hebben de neiging om ook ethische dilemma’s te benaderen als een rekensom met één goede oplossing.’ In de biotechnologie zie je vaak dat maatschappelijke perceptie een bottleneck blijkt voor de toepassing van een innovatieve techniek. Asveld vindt het belangrijk dat studenten leren waarderen dat andere maatschappelijke standpunten óók zijn gebaseerd op bepaalde waardes. ‘Dat zij leren inzien dat ‘betere voorlichting’ – hun standaardreactie op in hun ogen ongefundeerde meningen – daarom niet per se het gewenste effect zal hebben. Voor studenten in de exacte richtingen is dat nogal een andere manier van denken. Dat botst soms.’

Fundamenteel

‘Moet elke wetenschapper echt met ethiek bezig zijn?’, vraagt masterstudent Berends zich ondertussen af. Volgens haar zijn sommige mensen heel fundamenteel geïnteresseerd en hebben zij niks met de toepassing. ‘Zou je die niet liever alle vrijheid laten om hun creativiteit te benutten? Ik kan mij goed voorstellen dat veel studenten weinig hebben met filosofen die ons gaan leren hoe Aristoteles tweeduizend jaar geleden aankeek tegen een andere wereld.’

Je moet met deze vakken goed uitkijken dat je studenten niet juist afkerig maakt van alles dat met ethiek te maken heeft, aldus Berends. ‘Bètawetenschappers moeten nadenken over ethiek, zij kunnen immers eventuele gevolgen van hun onderzoek vaak het best overzien. Maar dat wil nog niet zeggen dat daar hun interesse ligt. En misschien zijn zij er van nature ook niet altijd het best in. We kunnen de taak van de filosofen niet overnemen.’