De snelle ontwikkeling van massaspectrometrie, proteomics en machine learning opent heel nieuwe mogelijkheden voor archeologisch onderzoek. Minieme resten oude potscherven blijken een bron van informatie over het dagelijks leven van duizenden jaren geleden. ‘We zijn ongeduldig.’
In de archeologie moet je constant de balans vinden tussen behoud en je eigen nieuwsgierigheid. Je kunt zeldzame vondsten bekijken met alle analysemethoden die je tot je beschikking hebt, maar het materiaal zal verloren gaan en je weet dat de beschikbare methoden over een paar jaar nog preciezer en gevoeliger zullen zijn. Wanneer is dan het juiste moment om de resten de analyseren? En hoeveel van het sample ga je vernietigen om te achterhalen wat er in zat? De instrumenten moeten gevoelig genoeg zijn om met hele kleine hoeveelheden te werken, zodat er voldoende van de originele vondst overblijft voor toekomstige generaties.
In de afgelopen vijftien jaar vond er een technologische revolutie plaats in de massaspectrometrie (MS) en proteomics. MS werd ongeveer duizend keer gevoeliger en dat is van groot belang voor archeologische analyses, omdat er meestal maar heel weinig materiaal beschikbaar is. Dat leidde tot een nieuw en snelgroeiend veld in de moleculaire wetenschap: paleoproteomics, oftewel eiwitsequentiebepaling inzetten om soorten en evolutionaire relaties te identificeren. Als je deze technologie toepast op biologische samples in archeologische vondsten zoals voedselresten op potscherven, vind je informatie over onze voorouders die voorheen onbereikbaar was.
Als lid van de KNCV, KVCV, NBV, of NVBMB heeft u onbeperkt toegang tot deze site, u kunt hier inloggen.