Polycarbonaten en epoxyharsen zijn veel vlotter biodegradeerbaar dan iedereen dacht. Met als gevolg dat zeewater steeds meer bisfenol A bevat, zo vertelden Japanse onderzoekers deze week tijdens het voorjaarscongres van de American Chemical Society.

Tot nu toe werd altijd aangenomen dat dergelijke ‘harde’ kunststoffen juist niet afbreekbaar waren, en vooral een milieuprobleem vormden omdat ze delen van de oceaan omtoveren tot ‘plastic soep’. Er is wel eens een schimmel geïsoleerd die polycarbonaat lust, maar die werd toch vooral als curiositeit gezien.

 

Katsuhiko Saido en Hideto Sato (Nihon University, Chiba) hebben nu echter overtuigend aangetoond dat die plastics wel degelijk massaal degraderen. Vorig jaar, tijdens een ander ACS-congres, onthulden ze al dat piepschuim maar 30 graden Celsius nodig heeft om snel uit elkaar te vallen. En datzelfde blijkt nu ook te gelden voor het polycarbonaat waar bijvoorbeeld cd’s van worden gemaakt, en de verwante epoxyharsen die vaak als anti-aangroeilaag op scheepsrompen worden gebruikt. Wat dan vrijkomt is het monomeer, bisfenol A, dat de laatste jaren voor wereldwijde paniek zorgt vanwege sterke vermoedens dat het érg hormoonverstorend werkt.

 

De onderzoekers namen meer dan 200 zeewater- en zandmonsters in 20 landen. Ze extraheerden die met dichloormethaan en analyseerden het extract met GC/MS. Resultaat: alle monsters bleken bisfenol A te bevatten in concentraties die varieerden van 0,01 tot 50 ppm. Dergelijke hoeveelheden kunnen nauwelijks ergens anders vandaan komen dan uit gedegradeerde kunststof.

 

Vervolgexperimenten lieten inderdaad zien dat die kunststoffen bij temperaturen van 30 tot 50 graden Celsius redelijk snel degraderen.

 

Of het echt erg is, valt nog niet te zeggen. Er zijn aanwijzingen dat je maar erg weinig bisfenol A nodig hebt om sommige diersoorten een permanente afwijking te bezorgen, maar niemand weet precies hoe weinig.

 

bron: ACS

Onderwerpen