Tweede-generatiebiomassa kun je het goedkoopste in industriële grondstoffen omzetten door pyrolyse, gevolgd door een combinatie van hydrogenering en zeolietkatalyse. Dat schrijven onderzoekers van de University of Massachusetts (Amherst) in Science.

Bij de pyrolyse (verhitting tot 500 graden Celsius in afwezigheid van zuurstof) wordt de lignocellulosehoudende biomassa omgezet in houtskool en ‘pyrolyse-olie’. Die laatste bevat van zichzelf te weinig waterstof, zodat je de aanwezige moleculen eerst moet hydrogeneren.

 

Wat je dan krijgt is een mengsel van polyolen en alcoholen dat je katalytisch kunt ‘kraken’ tot korte olefinen zoals etheen en propeen, en lichte aromaten zoals benzeen, tolueen en xyleen. Die laatste stap komt in feite overeeen met wat er nu in olieraffinaderijen gebeurt.

 

Volgens de onderzoekers kan de verhouding tussen aromaten en olefinen redelijk goed worden aangepast aan de marktvraag. Ze hebben ook al ideeën over het optimaliseren van de waterstof/pyrolyse-olieverhouding.

 

De producten zijn als grondstoffen te verkopen aan de chemische industrie. Per liter brengt de pyrolyse-olie zo veel méér op dan wanneer je er biobrandstoffen van maakt. Bovendien kun je zo de industrie wat minder afhankelijk van aardolie maken.

 

Inmiddels draait op de campus een proeffabriek die biomassa omzet op literschaal. Een spin-off genaamd Anellotech gaat werken aan de verdere opschaling.

 

bron: University of Massachusetts

Onderwerpen