Uit de koolstofisotopenverhouding van alanine kun je aflezen hoeveel suiker iemand dagelijks binnenkrijgt. En die meetwaarde is een stuk betrouwbaarder dan de antwoorden die je krijgt als je het de mensen vraagt, schrijven onderzoekers van de universiteit van Alaska in het Journal of Nutrition.

Hun ‘biomarker’ is vooral geschikt om de werkelijke (over)consumptie te achterhalen van suikerhoudende frisdranken, beweren ze.

Het werkt alleen in landen waar ze mais- of rietsuiker gebruiken om die frisdranken te zoeten. Dus niet in Europa, waar veel bietsuiker wordt gebruikt, maar wel in de VS.

De clou is dat mais en suikerriet zowat de enige C4-planten in de menselijke voedselketen zijn. De manier waarop koolstof wordt vastgelegd in suikers, is bij die C4-planten fundamenteel anders dan bij de veel meer voorkomende C3-planten. Een van de bijwerkingen is een afwijkende verhouding tussen koolstof-12 en koolstof-13 in die suikers. Bij de chemische reacties in C4-planten is het iets zwaardere 13C duidelijk in het voordeel.

Het volgende punt is dat het menselijk lichaam voor de productie van alanine, een niet-essentieel aminozuur, bij voorkeur glucose gebruikt. En de klapper is dat die alanine wordt ingebouwd in eiwitten die heel lang meegaan. Isoleer alanine uit een plukje menselijk haar, bepaal de 13C/12C verhouding, en je hebt een indruk van de suikerconsumptie van de afgelopen paar maanden. Dit in tegenstelling tot bloed- en urinemonsters die nooit meer dan een momentopname zijn.

De onderzoekers hebben het uitgetest met 68 leden van de Yup’ik, een lokale eskimostam die toch al bij een dieetonderzoek betrokken was. Ze concluderen dat het verrassend goed werkt. De isotopenverhouding in alanine blijkt alleen significant te worden beïnvloed door de consumptie van gezoete dranken en vrijwel niet door andere voedingsstoffen met een notoir hoog 13C-gehalte zoals vis, maisproducten, en vlees van dieren die met mais zijn gevoerd.

Voor onderzoekers van het menselijke metabolisme is dit smullen. Die kunnen er bijvoorbeeld uit afleiden dat de alanines uit voedingseiwitten kennelijk niet als alanine in menselijke eiwitten worden hergebruikt.

Het werkt overigens alleen met alanine. De isotopen van andere niet-essentiële aminozuren zijn ook bekeken, maar laten geen significant verband met frisdrankconsumptie zien. En de onderzoekers bevelen aan om het ook een keer uit te proberen met proefpersonen die representatiever zijn voor de gemiddelde obese Amerikaan dan de Yup’ik.

 

bron: University of Alaska Fairbanks

Onderwerpen