Dat sommige kinderen na een hiv-infectie geen aids krijgen komt doordat hun immuunsysteem het virus simpelweg negeert. Evolutionair zijn die kinderen wellicht een stapje verder dan de rest, suggereert een publicatie in Science Translational Medicine.

Eigenlijk reageren ze hetzelfde als roetmangabeys. Die apensoort is al duizenden jaren massaal besmet met het aan hiv verwante siv-virus, en lijkt daar geen negatieve gevolgen meer van te ondervinden.

Normaal gesproken put hiv het immuunsysteem juist uit. Het infecteert zogeheten CD4+ T-cellen, een soort witte bloedcellen, maar alléén een klein percentage daarvan dat een eiwit genaamd CCR5 aanmaakt. In eerste instantie richt dat relatief weinig schade aan, maar het immuunsysteem wil naast het virus ook de geïnfecteerde cellen wegwerken. Dat loopt uit de hand en uiteindelijk worden CD4+-cellen sneller gedood dan ze kunnen worden aangemaakt. Op dat moment is er geen capaciteit meer om andere infecties te bestrijden, en spreek je van aids.

Bij kinderen gaat dat harder dan bij volwassenen: meestal overleven ze de infectie maar een paar jaar. Maar bekend was al dat bij 5 à 10 % van de kinderen aids veel langer uitblijft, of zelfs helemaal.

Nu is dus duidelijk waarom. Een internationaal team onderzocht het bloed van 170 Zuid-Afrikaanse kinderen die met hiv zijn besmet, nooit antivirale therapie hebben gehad en toch gezond zijn. Dat bloed blijkt vol hiv-virussen te zitten. Het immuunsysteem maakt daar ook antilichamen tegen aan, maar tegen geïnfecteerde cellen lijkt het niets te doen. Opvallend is ook dat de CCR5-expressie lager is dan normaal - iets dat je ook bij die apen ziet.

De vraag is nu wel of je die kinderen tóch antivirale middelen moet geven. Ten eerste omdat het immuunsysteem soms tóch besluit in te grijpen wanneer het wat volwassener wordt, ten tweede omdat die kinderen zelf ook volwassen worden en dan seksuele partners kunnen gaan besmetten.

bron: BBC News