Het goede nieuws over de griepprik is dat hij wél bescherming lijkt te bieden tegen de H7N9-vogelgriep, terwijl die er helemaal niet in verwerkt zit. Hoe het kan is nog niet duidelijk maar meetbaar is het wel, stellen Amerikaanse onderzoekers in het Journal of Clinical Investigation.

In principe kunnen mensen die H7N9-griep alleen oplopen door contact met pluimvee. Het gebeurt vrijwel nooit maar áls het gebeurt is het in dertig procent van de gevallen dodelijk.

Patrick Wilson en collega’s van de University of Chicago onderzochten bloed van 28 mensen die eerder waren gevaccineerd tegen een variant van de H3N2-griep. In totaal vonden ze 83 verschillende antilichamen die interactie vertoonden met deze variant.

Zes daarvan bleken ook te reageren met een aantal H7-influenzastammen die vooral worden geassocieerd met pluimvee, vandaar ‘vogelgriep’. Als seizoensgriep is H7 nog nooit gesignaleerd en dus wordt er ook nooit gericht tegen ingeënt. Maar na een griepprik heb je er dus toch een beetje weerstand tegen.

Van de zes gevonden antilichamen bleken er drie zelfs H7N9 volledig te neutraliseren. Eerst in een petrischaaltje, maar bij muizen bleek het ook uitstekend te werken.

De reden is waarschijnlijk dat deze antilichamen aangrijpen op een ‘sterk geconserveerd’ gedeelte van het oppervlak van het griepvirus, dus een plek die maar heel langzaam evolueert en dus bij H3- en H7-virussen nog ongeveer hetzelfde is. Dergelijke min of meer universele antilichamen gelden als een soort heilige Graal van het influenza-onderzoek; Crucell heeft er ook al een paar gevonden maar elke nieuwe aanvulling op de collectie is nog steeds van harte welkom.

Het slechte nieuws is overigens dat de routinematig ingeënte mens slechts weinig van deze antilichamen aanmaakt; of het er genoeg zijn om een eventuele vogelgriepbesmetting te onderdrukken, is zeer de vraag.

bron: University of Chicago