De CRISPR-techniek werkt ook bij malariaparasieten. Nu we dit weten kunnen we veel sneller achterhalen waar hun genen precies voor dienen, melden MIT-onderzoekers in Nature Methods.

Waarbij hun voornaamste verdienste lijkt te zijn dat ze überhaupt op het idee zijn gekomen om dit uit te proberen.

CRISPR maakt van nature deel uit van het afweersysteem van bacteriën tegen fagen. Het knipt hun DNA op een exact gedefinieerde plek kapot. Twee jaar geleden werd ontdekt dat je hiermee ook specifieke genen kunt stilleggen van hogere diersoorten, tot muizen aan toe. Sindsdien is CRISPR pijlsnel uitgegroeid tot een populaire laboratoriumtechniek.

Bij de malariaparasiet Plasmodium falciparum blijkt het dus ook te lukken. Tot nu toe modificeerde men de genen van deze soort vooral door misbruik te maken van homologe recombinatie, een natuurlijk reparatiemechanisme. Die procedure is echter zo inefficiënt dat het soms een jaar kost om parasieten in handen te krijgen waarin het gewenste gen is uitgeschakeld.

Met als gevolg dat van de helft van de ruim 5.000 genen van P.falciparum nog steeds de functie niet bekend is. En dus ook niet of je er eventueel iets aan hebt als doelwit voor een nieuw malariamedicijn.

Met CRISPR kost het per gen nog maar een paar weken. Jacquin Niles en collega’s hebben het met twee genen uitgeprobeerd: eentje werd voor 100 procent stilgelegd, bij het andere werkte het in 50 tot 80 procent van de gevallen.

Niles verwacht dat de wetenschap nu veel beter in beeld kan krijgen hoe de parasiet precies werkt.

bron: MIT