Traditionele Chinese geneesmiddelen kun je het beste beoordelen door een systeembiologische bril. Het geheel is namelijk veel meer dan de som der componenten, concluderen Australische onderzoekers in het tijdschrift Oncotarget.

David Adelson en collega’s van de universiteit van Adelaide probeerden het uit met compound kushen injection (CKI), een cocktail van plantenextracten die in China al jaren wordt gebruikt als chemotherapie tegen meerdere vormen van kanker.

De traditionele farmacologische benadering bestaat er uit dat je de componenten van elkaar scheidt en dan afzonderlijk uitprobeert op celkweekjes om te achterhalen wat de actieve stof is. Vaak is dan de conclusie dat er geen actieve stof is.

In plaats daarvan liet Adelson de complete CKI-cocktail los op de MCF-7 borstkankercellijn en mat het effect op de genetische expressie door al het geproduceerde boodschapper-RNA door de sequenser te halen.

En dan blijkt het effect niet eens zo gek veel te verschillen met dat van 5-fluoruracil (5-FU), ongeveer de meest Westerse chemokuur die je kunt verzinnen. Allebei verstoren ze de expressie van vele honderden genen. Vaak zijn het nog dezelfde genen ook. In andere gevallen zijn het wel verschillende genen maar is het eindresultaat, in de vorm van de verstoring van een bepaalde signaalroute, hetzelfde.

Er zijn ook gevallen waarbij het effect op zo’n signaalroute juist tegengesteld is. Dat geldt met name voor de p53-route, die in tumoren leidt tot apoptose ofwel geprogrammeerde celdood. Dat die cellen onder invloed van CKI desondanks doodgaan, doet vermoeden dat het Chinese middel onbekende signalen aanstuurt buiten p53 om.

Wat CKI op moleculaire schaal precies doet, blijft intussen speculeren.

bron: University of Adelaide