‘Biologisch water’ in levende cellen gedraagt zich precies hetzelfde als water uit de kraan. Alleen de moleculen die direct tegen een eiwit of een ion aanzitten bewegen een stuk langzamer, meldt een interdisciplinair UvA-team dat het met infraroodspectroscopie voor het eerst tot in detail heeft nagemeten.

De alternatieve hypothese dat die eiwitmoleculen het water tot op veel grotere afstand beïnvloeden, kan dus naar het rijk der fabelen worden verwezen.

Die laatste hypothese komt vooral voort uit viscositeitsmetingen. Het is logisch dat de viscositeit van cytosol, dat propvol eiwitten zit, gemiddeld veel hoger is dan die van zuiver water. Maar zelfs fluorescentiemetingen met een sonde, die zo klein is dat je middenin een plasje water tussen die eiwitten kunt gaan zitten, laten nog een verdacht hoge viscositeit zien.

Bioloog Gertien Smits had zoiets waargenomen in gistcellen en sprak er, naar verluidt tijdens de koffie, fysicus Daniel Bonn en fysisch chemicus Sander Woutersen over aan. Die beschikten over de kennis en de apparatuur om het op een andere manier na te meten, namelijk met time-resolved vibration spectroscopy. Daarbij breng je met een korte puls uit een infraroodlaser de O-H bindingen in watermoleculen aan het trillen. Vlak daarna check je met een tweede puls in hoeverre de oriëntatie van die bindingen is veranderd, wat een maat is voor de snelheid waarmee die moleculen bewegen.

Scheikundestudent Martijn Tros voerde de metingen uit en heeft nu zijn eerste publicatie in Nature Communications binnen. Er blijkt uit dat 80 % van de watermoleculen in E. coli en S. cerevisiae (gistcellen dus) even snel beweegt als in een glas water. In uitgedroogde sporen van B. subtilis is het 55 %. De rest beweegt wel degelijk een stuk langzamer.

Dat de omvang van dat restpercentage evenredig is aan de droge massa in de cel, is een aanwijzing dat dit ‘slow water’ aan die droge massa gehecht zit. En dat wordt min of meer bevestigd door metingen aan imitatie-cytosol, oftewel een geconcentreerde oplossing van eiwitten en zouten in een reageerbuisje.

Bonn heeft het ook nog eens laten nameten met dielectric-relaxation spectroscopy, een techniek die werkt met een oscillerend elektrisch veld in de vorm van 20 GHz-radiogolven en meer kijkt naar de collectieve beweging van de watermoleculen. Dat gebeurde bij zijn broer Mischa, die al eens een KNCV Gouden Medaille verdiende met zijn onderzoek aan waterlaagjes en inmiddels werkzaam is bij het Max-Planck-Institut für Polymerfoschung in Mainz. Er kwam in grote lijnen hetzelfde uit.

Desgevraagd laat Woutersen weten dat het onderzoek niet was bedoeld om beweringen over het gedrag van water in homeopathische verdunningen te toetsen. De theorie dat watermoleculen een geheugen hebben, wordt door deze resultaten echter niet bepaald ondersteund.

bron: UvA