Om antilichamen te maken tegen specifieke bacteriën moet je exemplaren van dezelfde soort gebruiken als sjabloon. Een afgietsel van hun buitenkant is immers precies pas, suggereert een publicatie in JACS.

De ‘photothermal colloid antibodies’ van de University of Hull (met hulp van Simeon Stoyanov, hoofd colloïdenonderzoek bij Unilever in Vlaardingen) ontstaan door pathogeneneerst te behandelen met nanogouddeeltjes. Daar gaat een laagje silica overheen (via een sol-gelproces), waarna je de ontstane harde schaal met een milde ultrasoonbehandeling in stukken laat breken. Tot slot was je de resten van de micro-organismen weg.

De stukjes schaal stuur je af op de bacteriepopulatie die je selectief van één pathogene soort wilt bevrijden. Het idee is daarbij dat elke bacteriesoort zijn eigen specifieke vorm heeft, dat binnen de soort de vorm gelijk is en alleen de grootte een beetje uiteenloopt, en dat dan op elk potje wel een dekseltje past. Met andere woorden: op elk exemplaar van de gezochte soort zal wel een fragment landen dat er naadloos op aansluit.

Vervolgens zet je er een laserbundel op. De nanogouddeeltjes in de silicafragmenten worden daardoor gloeiend heet en de bacterie waar ze tegenaan zitten, legt het loodje.

De onderzoekers hebben het uitgeprobeerd met gistcellen als mal. Inderdaad bleek het mogelijk om andere gistcellen selectief te doden terwijl exemplaren van Bacillus subtilis, die er tussendoor zwommen, geheel ongemoeid werden gelaten.

In hoeverre deze werkwijze echt bruikbaar is als wapen tegen antibioticaresistente bacteriën, zoals de onderzoekers suggereren, moet nog worden afgewacht.

bron: American Chemical Society

Onderwerpen