Elders in het heelal liggen de chemische accenten misschien wel heel anders dan bij ons. Dat blijkt uit de eerste metingen aan een wolk moleculen buiten ons eigen melkwegstelsel.

Het zou betekenen dat de kans, dat ergens leven ontstaat, afhankelijk is van meer factoren dan we tot nu toe dachten.

Met behulp van de ALMA-radiotelescoop in Chili ontdekten Japanse astronomen een ‘warme moleculaire kern’ bij een ster genaamd ST-11, in de Grote Magelhaense Wolk. Dat is een soort satelliet van ons eigen sterrenstelsel. De temperatuur van de kern is niet precies te bepalen maar moet minstens 100 K bedragen, wat voor interstellaire begrippen hoog is.

In het Astrophysical Journal (en eerder al op de preprintserver arXiv) wordt gemeld dat in de wolk spectraallijnen zijn waargenomen die karakteristiek zijn voor onder meer CO, HCO+, H2CO, NO, SiO, H2CS, SO en SO2. Maar de verhoudingen liggen duidelijk anders dan bij vergelijkbare gaswolken binnen onze eigen melkweg. Zo zijn de hoeveelheden methanol (CH3OH), formaldehyde (H2CO) en isocyaanzuur (HNCO) één tot drie ordegroottes lager dan gebruikelijk. Isocyaanzuur zit zelfs onder de detectiegrens.

De auteurs hebben een vermoeden hoe dat komt. Voor de vorming van alle ontbrekende moleculen moet CO worden gehydrogeneerd. Dat gebeurt waarschijnlijk op het oppervlak van stofdeeltjes, die metaalkernen bevatten als katalysator. En bekend is dat de Grote Magelhaense Wolk om de een of andere reden relatief arm aan metalen is.

Dat de hoeveelheid zwaveldioxide (SO2) een factor drie lager ligt dan gebruikelijk, zou dan weer niets met die metalen te maken hebben en alles met het eveneens lagere zwavelgehalte van ST-11. En voor het feit dat stikstofmonoxide (NO) juist meer voorkomt dan je zou verwachten hebben de auteurs eigenlijk geen verklaring - ze kunnen wel een paar mechanismes verzinnen maar die dekken de grootte van het verschil niet.

Spectraallijnen van complexere moleculen zoals dimethylether (CH3OCH3) en ethanol (C2H5OH) heeft de radiotelescoop niet opgevangen. Voor dimethylether betekent dit dat de concentratie minstens een ordegrootte lager moet zijn dan we gewend zijn; ethanol hebben ze op ST-11 in elk geval niet meer dan bij ons.

In elk geval betekent het dat de vorming van organische moleculen in die contreien een stuk langzamer gaat dan we gewend zijn. Maar of dat betekent dat anorganische levensvormen er een voorsprong krijgen bij de start?

bron: European Southern Observatory, via allesoversterrenkunde.nl