Rijksuniversiteit Groningen neemt dit najaar als proef promovendi niet meer aan als werknemer, maar als promotiestudent. De ontwikkelaar ervan, Lou de Leij, tevens decaan van de Groningen Graduate Schools, is enthousiast. Eduard Schmidt, bestuurslid bij Promovendi Netwerk Nederland (PNN) ziet het helemaal niet zitten.

Lou de Leij

 

‘Met deze proef willen we meer promotieplekken creëren. Nederland kan als innovatieland wel meer hoogopgeleiden gebruiken. We zitten in de EU momenteel in de middenmoot.
Als je meer promovendi wilt opleiden, moet je ze bekostigen uit de eerste geldstroom. Die stroom groeit echter niet de komende jaren. De promotiestudent is een goed idee om de eerstegeldstroom beter te benutten. Je kunt die promovendi een zelfgekozen onderwerp laten vormgeven en kunt ze beter voorbereiden op een baan na promotie. De huidige opleiding richt zich namelijk vooral op een baan als onderzoeker aan de universiteit en niet echt daarbuiten, terwijl het gros toch uitstroomt naar zulke functies.


Het is overigens absoluut niet de bedoeling om dit systeem te implementeren voor promovendi uit de tweede- en derdegeldstroom. In die gevallen gaat het om door hoogleraren uitgeschreven projecten waarvan zij willen dat iemand op zo’n project wordt aangenomen om dat onderzoek vervolgens uit te voeren. Daar moet je een werknemerpromovendus opzetten. Ik wil ook echt niet dat de industrie of NWO denkt: ‘Hé dit is goedkoper, laten we dit nu massaal gaan inzetten.’


De verplichting om onderwijs te geven vervalt. Maar wanneer je aan de universiteit wilt blijven werken, is die onderwijservaring wel fijn. Studentpromovendi die dat willen, mogen dat dan ook doen.
Een van de kritiekpunten is de vraag of hoogleraren de extra 15 tot 20 % wel aankunnen. Je moet niet verwachten dat hoogleraren die al veel tweede- en derdegeldstroompromovendi hebben, er nog extra beursalen gaan begeleiden. Maar een hoogleraar die onderzoek uitvoert waarvoor het moeilijk is om tweede- en derdegeldstroommiddelen te krijgen, kan best meer promovendi begeleiden.’


Eduard Schmidt

 

‘De PNN vindt het echt geen goed idee. Als promovendus lever je een belangrijke bijdrage aan onder meer onderzoek en onderwijs én aan valorisatie van ideeën. Daar hoort dan ook bij dat je aan de slag mag gaan als werknemer met fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden.

Die € 1.700 netto is niet slecht, maar het bedrag stijgt niet. Afgestudeerde bèta’s kunnen in het bedrijfsleven en bij de overheid voor veel meer aan de slag. Hoe aantrekkelijk is een aio-baan dan nog? Bovendien mis je secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals pensioenopbouw of vakantiedagen. De universiteiten zeggen nu dat je met dit plan veel meer promovendi kunt aannemen. Maar om dat te bereiken, kun je wel betere dingen verzinnen. En waarom hebben we eigenlijk meer promovendi nodig? We hebben er minder dan andere landen, maar zouden we het aantal terugschroeven als we er meer zouden hebben? Het begrip kenniseconomie vind ik dan ook een leeg begrip. Wat maakt nu een kenniseconomie? Ik zou eerder investeren in de mogelijkheid dat iedereen hoger onderwijs kan volgen. Ik maak me meer zorgen over mbo’ers die niet meer naar het hbo kunnen, dan over het aantal promovendi in Nederland.


Een van de grootste problemen is de begeleiding. Is de werkdruk van hoogleraren in Groningen zo laag dat ze nog wel even bijna duizend extra promovendi kunnen begeleiden? Ik vrees dat het tweederangs-aio’s kunnen worden. Zodoende kan ik eigenlijk geen enkel goed punt noemen over het systeem. Het bijzondere is dat men in buitenland juist het tegenovergesteld probeert te realiseren. Het Max Plank Instituut gaat bijvoorbeeld fors investeren in meer werknemersplaatsen om meer talent te kunnen aantrekken.’