De Spinozapremie krijgt een valorisatie-evenknie in de vorm van de Stevinpremie. Hoe denken chemici over deze nieuwe prijs? Is het dé manier om valorisatie te belonen?

‘De Stevinpremie is niet zozeer dé manier als wel een mooi nieuw instrument om kennisbenutting te belonen’, vindt Jaap Schouten, lid van de raad van bestuur van NWO en voorzitter van het NWO-domein Toegepaste en Technische Wetenschappen (TTW). Schouten zegt blij te zijn met de gelegenheid om naast wetenschappelijke excellentie nu ook onderzoek met grote maatschappelijke impact in het zonnetje te kunnen zetten. ‘Beide zijn voor NWO belangrijk.’

Toepassingsgericht onderzoek belonen past in een trend, al ziet Schouten dat breder: ‘Als nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek na tien à twintig jaar mooie vindingen oplevert, dan wil je dat ook toepasbaar maken voor de samenleving. Dit staat niet los van elkaar.’

(tekst gaat verder onder kader)

Kader: Stevinpremie, tweemaal 2,5 miljoen

Tijdens de uitreiking van de Spinozapremies op 12 september maakte staatssecretaris van OCW Sander Dekker het plan voor de Stevinpremies bekend. Het gaat om twee prijzen voor valorisatie, elk goed voor € 2,5 miljoen. NWO verdeelt ze jaarlijks over de alfa-/gammawetenschappen enerzijds en de bèta-/levenswetenschappen anderzijds. Daarmee wil ze de Nederlandse wetenschap over de volle breedte aanspreken.

Net als de ‘Nederlandse Nobelprijzen’, zoals de Spinozapremies ook wel worden genoemd, zijn de Stevinpremies in principe persoonsgericht. Wel kan NWO ze verdelen over twee of drie personen. Daarmee wil ze het teamwerk kunnen belichten dat bij toepassingsgericht onderzoek nog uitdrukke­lijker naar voren komt.

De middelen voor de Stevinpremie gaan niet ten koste van onderzoeksfinanciering, laat NWO weten. Het ministerie van OCW neemt een deel voor zijn rekening, voor het overige deel is NWO in gesprek met het ministerie van EZ.

Zichtbaarheid

Net als Schouten noemt Michel Orrit, hoogleraar spectroscopie in Leiden en een van de Spinozawinnaars dit jaar, het een goed idee. ‘De symmetrie in onderscheidingen tussen fundamentele en toegepaste wetenschap ontbrak en die is nu hersteld.’ Tegelijkertijd ziet hij voor de toegepaste kant nog wel een extra beloning weggelegd. ‘Ik kan me zo voorstellen dat je ook voldoening krijgt van wat jouw toepassing de maatschappij oplevert. En natuurlijk kent veel wetenschappelijk werk zowel een fundamentele als toegepaste kant, neem bijvoorbeeld de uitvinding en benutting van lasers.’

De hoogleraar vervolgt: ‘Je zou als nadeel van deze valorisatiepremie kunnen zien dat de toegepaste wetenschap al voldoende middelen krijgt, maar de functie van zo’n onderscheiding is toch vooral zichtbaarheid genereren.’ En die kan ze volgens Orrit juist maar al te goed gebruiken: ‘Je hoort vaak genoeg dat er gebrek is aan nieuwe aanwas in bètaberoepen. Ik hoop dat we door die zichtbaarheid meer jongeren aantrekken.’

 

‘Je vergroot hiermee de polarisatie’

‘Ik ben het met Michel eens dat het vooral gaat om zichtbaarheid. Ook voor mij geldt: het geld maak je op, de prijs is iets blijvends’, begint Albert Heck, hoogleraar aan de UU en medewinnaar van een Spinoza­premie dit jaar. ‘Maar is daar nog sprake van als zo’n onderscheiding niet meer exclusief is? Vanaf komend jaar komen er dus nu al vijf of zes van dit soort prijzen.’

Polarisatie

Heck is stellig over wat de nieuwe premie volgens hem doet: ‘Ze vergroot de polarisatie binnen de Nederlandse wetenschap. Door de Stevinpremie gelijk te schalen aan de Spinozapremie plaats je ‘toegepast’ en ‘fundamenteel’ allebei in een apart hokje, wat niet klopt.’ En je doet volgens hem ook afbreuk aan beider werk. ‘Een Spinoza­winnaar valoriseert blijkbaar niet en van een Stevinwinnaar is het werk fundamenteel niet zo sterk?’

De Utrechtse hoogleraar haalt de Nobelprijs voor Geneeskunde erbij, die enkele dagen eerder werd uitgereikt. ‘Het oorspronkelijke werk aan de biologische klok in fruitvliegjes was fundamenteel, de hedendaagse impact op geneesmiddeltoediening, in de ochtend of de avond, is de huidige valorisatie van dat werk. En het werk waarvoor scheikundigen dit jaar de Nobel­prijs wonnen was twintig, dertig jaar geleden fundamenteel fysisch, en pas de laatste paar jaar gebruiken we cryo-elektronen­microscopie volop in allerlei biologische toepassingen.’

Het past in de lijn van hoe ‘eng’ de politiek valorisatie ziet, aldus Heck. ‘Nu doen, morgen bruikbaar. Terwijl naar mijn mening al het goede fundamentele werk op den duur tot toepassingen leidt. Het zal me dan ook niet verbazen als onderzoekers die vijftien jaar geleden een Spinozapremie wonnen nu in aanmerking komen voor een Stevin­premie.’ Heck heeft een voorstel voor een in zijn ogen beter alternatief: ‘Stel een vijfde Spinozapremie in die inzoomt op juist het combineren van die beide aspecten.’

 

’Wie beloon je ermee? Diegene die het laatste stukje deed?’

Het is het zo smal definiëren van valorisatie dat ook Celia Berkers, universitair docent in Utrecht en lid van De Jonge Akademie, tegen de borst stuit. ‘Dit was een kans geweest om valorisatie en de maatschappelijke meerwaarde die universiteiten sowieso al leveren via onderzoek en onderwijs goed neer te zetten. Nu praten we weer over economische impact binnen een paar jaar.’

Berkers schetst het gevoel dat ze had tijdens de Spinoza-uitreiking: ‘De Spinoza­winnaars, allemaal excellente wetenschappers, grepen stuk voor stuk de kans aan om het belang van fundamenteel onderzoek te benadrukken. En dan sluit de staatsecretaris van OCW Sander Dekker de middag af met de aankondiging van een nieuwe valorisatieprijs… Dat schetst het spanningsveld dat er, al veel langer, speelt.’ Natuurlijk is het belangrijk, benadrukt Berkers, dat onderzoek economische impact heeft. ‘Maar als er dertig jaar onderzoek aan vooraf is gegaan, wie beloon je dan? Diegene die het laatste stukje deed?’

Wie wil?

Ondertussen wordt van onderzoekers wel verwacht dat ze naast onderzoek doen en onderwijs geven óók valoriseren. ‘De druk neemt alleen maar toe.’ Berkers zou liever zien dat zich teams vormen die de verschillende focussen verenigen. ‘Maar daarvoor mis ik ondersteuning vanuit de universiteiten. Er zijn weliswaar technology transfer offices, maar die zijn niet actief genoeg op dit vlak.’

Hoe kun je valorisatie dan wel stimuleren? ‘Je zou moeten investeren in onderzoekers die die rol echt willen vervullen. In zekere zin is het minder interessant om mensen die hun weg al gevonden hebben te belonen. Het is natuurlijk mooi dat iemand in het zonnetje komt te staan, maar stimuleer je valorisatie daar echt mee?

 

Terzijde: NWO ten strijde tegen aanvraagdruk

Als het aan NWO, het ministerie van OCW en de rectores magnifici ligt, moeten universiteiten in hoge mate zelf gaan bepalen welke onderzoekers een grant mógen aanvragen. In de praktijk sporen ze nu vaak iedereen aan om een gooi te doen, met een slaagkans van minder dan 15 % tot gevolg. NWO wil dat dat ten minste 25 % wordt, blijkt uit een notitie die op 3 oktober verscheen.

Uit de notitie valt op te maken dat de organisatie aanvragen het hele jaar door in ontvangst wil gaan nemen, en dat ze automatisch Vidi-beurzen wil gaan toekennen aan onderzoekers die nét een ERC starting grant mislopen – dit om het aanvragen van Europees geld te stimuleren. Of alle maatregelen worden ingevoerd, en zo ja wanneer, is nog onbekend.