In de VS zijn zelfzuchtige genen ontdekt die een tegengif aanmaken tegen een gifstof die ze óók zelf produceren. Zo handhaven ze zichzelf zonder ook maar iets voor hun drager te doen, schreven onderzoekers van het Stowers-instituut in Kansas City onlangs in eLife.

Eerder werden al combinaties gevonden van twee genen die op vergelijkbare wijze elkaars voortbestaan veiligstellen. Dat één gen op zijn eentje zichzelf redt is nieuw, maar de auteurs sluiten niet uit dat het in de natuur veel vaker voorkomt zonder dat iemand het ooit heeft gemerkt.

De drager is een zogeheten splijtingsgist genaamd Schizosaccharomyces kambucha. Het gen heet wtf4, wat schijnt te betekenen dat het bij (‘with’) een Tf-transposon zit. Dit gen kan op twee manieren worden afgelezen, wat óf een kort stuk RNA oplevert dat codeert voor een giftig eiwit, óf een langer RNA dat codeert voor het tegengif. De genetische codes overlappen elkaar; welk RNA je krijgt, hangt af van waar je begint met aflezen.

Wtf4 komt in actie tijdens de meiose. In het geval van splijtingsgist betekent dit dat twee cellen, die in een eerder stadium zijn versmolten, zich opdelen in vier sporen die elk een halve set chromosomen meekrijgen. Als daar één chromosoom met wtf4 tussen zit, verspreidt het gif zich over allevier de sporen. Het tegengif blijft echter steken in de sporen waar het wordt gemaakt.

Gevolg: alleen sporen die wtf4 hebben geërfd, blijven leven. De rest gaat dood. Zie de afbeelding: van de vier sporen leven er nog twee.

In vaktermen is het een extreme vorm van meiotic drive, waarbij de kans dat een gen aan een nakomeling wordt doorgegeven groter is dan de theoretische 50%. De onderzoekers vermoeden dat het de een of andere functie heeft binnen de evolutie van splijtingsgisten; er bestaan veel meer van die wtf-genen die allemaal even nutteloos lijken te zijn.

bron: Stowers Institute