Labmuizen lijken genoeg op mensen om ze te blijven gebruiken als proefdier. Maar je moet er wel heel selectief mee zijn, blijkt uit de eerste grootschalige poging van het (voornamelijk Amerikaanse) ENCODE-consortium om de verschillen gedetailleerd in kaart te brengen.

Op zich waren de genomen van muis en mens al bekend, en dus ook de verschillen tussen de genen zélf. Maar in vier artikelen in Nature, plus nog een aantal in meer gespecialiseerde publicaties, wordt nu ook gezocht naar overeenkomsten en verschillen tussen de expressie van die genen in verschillende weefseltypes.

Het gaat dan bijvoorbeeld over de processen die deze genen vertalen naar eiwitten, de manier waarom het DNA zich oprolt tot een chromatinestructuur, en de locaties die ‘DNase 1 hypersensitief’ zijn, wat wil zeggen dat ze een duidelijke regelfunctie hebben.

De conclusie is dat veel van die processen gewoon hetzelfde zijn. De vrees dat muizen eigenlijk waardeloos zijn voor medisch onderzoek, blijkt totaal niet terecht.

Maar soms zie je dat muizen en mensen een bepaald regelmechanisme inzetten in totaal verschillende organen. En hier en daar duiken processen op waarbij muis en mens evolutionair volkomen uit elkaar zijn gegroeid. Het betreft onder meer onderdelen van het immuunsysteem, metabole details en de respons op stress.

Het bevestigt eerder onderzoek dat ook al op zulke verschillen hamerde.

bron: NIH, UCSD