Schakel met CRISPR-Cas één gen uit in embryo’s van mannelijke varkens, en ze produceren later geen zaadcellen meer. Handig als je ze wilt gebruiken om andermans sperma te produceren, schrijven Schotse en Amerikaanse onderzoekers in Scientific Reports.

Die andere man, of liever de andere big, is hier een uitzonderlijk goed fokvarken dat op zijn eentje niet kan voldoen aan de enorme vraag naar zijn genen.

Die zaadcellen komen voort uit een ‘pool’ van gespecialiseerde stamcellen die ergens tijdens de ontwikkeling van een foetus ontstaat. Het idee dat je die kunt transplanteren is niet nieuw, is technisch goed te doen, en beperkt zich ook niet tot varkens. Probleem is alleen dat je eerst de eigen stamcellen van de ontvanger moet kunnen uitschakelen zonder dat je de overige onderdelen van de spermaproductie aantast. Dat is eerder geprobeerd met medicijnen en met bestraling, maar zulke behandelingen bleken niet nauwkeurig genoeg.

Eerder was al aangetoond dat knockoutmuizen die beide kopieën van een gen genaamd NANOS2 missen, geen zaadcellen aanmaken. En dat blijkt nu dus ook op te gaan voor varkens: de geslachtsdelen van de beren werken normaal en er lijkt ook gewoon sperma uit te komen, maar in werkelijkheid is het alleen zaadvocht met niks er in.

Om zulke varkens te kweken, behandel je bevruchte eicellen met een CRISPR-Cas9-cocktail die gericht dit gen saboteert, voordat je ze in de draagzeug plaatst. Je kunt ook onbevruchte eicellen nemen en die later bevruchten: dan krijg je heterozygote biggen die dankzij hun ene NANOS2-kopie nog gewoon vruchtbaar zijn.

Het voordeel is dat je het maar één keer zo ingewikkeld hoeft te doen. Daarna kun je gaan fokken met heterozygote beren en knockout-zeugen, die sowieso geen zaad hoeven te produceren en dus gewoon vruchtbaar zijn. Met dank aan de wetten van Mendel is de helft van de biggen dan steriel, en klaar voor een transplantatie.

bron: University of Edinburgh