Via RNA-interferentie kun je het geslacht van kweekgarnalen wijzigen. Dat is handig omdat aan de mannetjes veel meer vlees zit, claimen Israëlische onderzoekers vandaag (1 juli) tijdens een congres van de Society for Experimental Biology.

Je zou zo’n puur mannelijke garnalenpopulatie zelfs kunnen inzetten als wapen tegen kleinere plaagdieren, zoals slakjes. Omdat mannen onder elkaar zich niet kunnen voortplanten loop je geen risico dat de garnalen zélf uitgroeien tot een plaag.

De door Amir Sagi (Ben Gurion University of the Negev) ontwikkelde methode berust op de waarneming dat de zichtbare geslachtskenmerken van veel kreeftachtigen worden geregeld door een ‘androgene klier’. De default-waarde is vrouwelijk, pas als die klier bepaalde eiwithormonen afscheidt krijg je een mannetje.

Haal je bij onvolgroeide mannetjes die klier weg, dan ontwikkelen ze zich alsnog tot iets dat voldoende op een vrouwtje lijkt om te paren en eieren te leggen. Maar genetisch zijn het nog steeds mannetjes, en de genetica van garnalen zit kennelijk zo in elkaar dat uit die eitjes vervolgens alleen mannetjes komen.

En dat laatste is heel interessant voor kwekerijen. Vooral als ze de reuzenzoetwatergarnalen (Macrobrachium rosenbergii) kweken die de Israëli’s voor hun onderzoek hebben gebruikt. Bij deze soort wegen de vrouwtjes 30 tot 40 gram terwijl de mannetjes 110 gram kunnen halen, zeker als ze niet de kans krijgen om zichzelf te vermoeien met paringsactiviteiten.

De Israeli’s hebben dus een micro-RNA gesynthetiseerd dat de expressie onderdrukt van een gen dat codeert voor zo’n eiwithormoon. Dat RNA injecteren in een aantal garnalen is vele malen minder werk dan chirurgische verwijdering van hun androgene klieren. En het effect is hetzelfde: je kunt er grote aantallen nieuwe mannetjes mee fokken voor consumptie.

Of het ook lukt bij kleinere soorten dan deze reuzenscampi’s is intussen de vraag - met Hollandse garnalen wordt het alvast priegelwerk…

bron: Society for Experimental Biology

Onderwerpen