Signaalmoleculen zorgen ervoor dat het eiwit dyneïne chromosomen kan oplijnen in het midden van een delende cel, schrijven Tomomi Kiyomitsu en Iain Cheeseman van het Whitehead Institute in Cambridge (VS) in Nature Cell Biology.

Celdeling komt neer op het correct verdelen van het DNA. Wanneer een cel in mitose gaat vormt zich aan beide kanten van de cel een centrosoom. Hieruit groeien draden, microtubuli, die de chromosomen binden en uit elkaar trekken. Het resultaat hiervan is dat twee complete setjes chromatiden de basis vormen voor een dochtercel.

Het is hierbij belangrijk dat de chromosomen allemaal netjes in het midden van de delende cel komen te liggen. Hoe dit precies in zijn werk ging was tot nu toe niet duidelijk. Eerder was al wel bekend dat uit dezelfde centrosomen ook draden groeien die de celwand binden; astrale microtubuli.

Uit het huidige onderzoek blijkt dat tussen deze astrale micotubuli en de celwand nog het enzym dyneïne zit. Normaal transporteert dit enzym zaken door de cel door over microtubuli te wandelen. In dit geval is het vastgezet aan de celwand door een ander eiwit, genaamd LGN. Het resultaat is dat dyneïne aan de astrale microtubuli trekt.

Wanneer het centrosoom in de buurt van de celwand komt door dit getrek, komt ook het eiwit Polo-like kinase 1 dichtbij. Dit eiwit slaat dyneïne van het LGN, waardoor het de microtubuli, centrosomen en chromosomen niet verder kan binnenhalen. Het dyneïne dat vrijkomt bindt aan de andere kant van de cel aan LGN en begint vanaf daar aan de astrale microtubuli te trekken.

Door het getouwtrek heen en weer bewegen de chromosomen steeds iets minder door de cel, totdat de chromosomen in het midden van de cel stil komen te liggen. Op dat moment trekt er aan beide zijden van de cel evenveel dyneïne aan de chromosomen.

Om te voorkomen dat het dyneïne vanaf het midden van de cel gaat trekken aan de chromosomen voorkomt een laatste eiwit, Ran, dat LGN daar in de celwand voor komt.

Bron: Nature Cell Biology

Onderwerpen