Ondergronds koolstofdioxide lost voornamelijk op

Koolstofdioxide, dat wordt geïnjecteerd in lege gasvelden, lost daar voornamelijk in het grondwater op. Reageren met aanwezige mineralen en vervolgens neerslaan in de vorm van carbonaten doet het vrijwel niet, zo blijkt uit een publicatie in Nature.

Het suggereert dat de veiligheid van ondergrondse CO2-opslag mede afhankelijk is van de hydrogeologie ter plekke. Met andere woorden als het water weg kan, dan kan de CO2 dat ook.

Een internationaal onderzoeksteam keek naar negen natuurlijke CO2-reservoirs in diverse landen. Zulke reservoirs zijn koepels onder een rotslaag, waaronder zich ooit een CO2-bel heeft opgehoopt. Dat gas is dan afkomstig uit de aardmantel. De jongste van die bellen is 10.000 jaar oud, de oudste wordt geschat op 40 tot 70 miljoen jaar.

In de loop der tijden verdwijnt vaak CO2 uit zo’n bel, bijvoorbeeld doordat het in water oplost. Bekend is dat je die hoeveelheid kunt aflezen aan het percentage helium-3 in de bel: dat gas is volkomen inert en kan niet weg, dus een oplopende concentratie kan alleen betekenen dat de CO2-hoeveelheid is verminderd.

Vervolgens kun je kijken naar de isotopenverhouding van de aanwezige CO2. De zware isotoop koolstof-13 slaat sneller neer in de vorm van carbonaat dan koolstof-12.

Allegegevens bij elkaar opgeteld wijzen er op dat zich óf helemaal geen vast carbonaat vormt, of hooguit een beetje. Voor zover er CO2 uit de gasbel verdwijnt, gaat dat vrijwel helemaal via water.

Voor de (on)veiligheid van ondergrondse CO2-opslag schijnt het overigens niet zo veel uit te maken of het gas oplost of neerslaat.

bron: naturenews, BBC News

Onderwerpen