Rond de jaarlijkse griepprik is geen sprake van belangenverstrengeling, maar onder voorwaarden mag je wel hardop zeggen van wel. Dat is de kern van een uitspraak van de rechtbank in Middelburg.

De zaak was door het RIVM en het ministerie van VWS aangespannen tegen huisarts Hans van der Linde. Die heeft vorig jaar in een aantal kranten en tv-programma’s beweerd dat RIVM-directeur Roel Coutinho financiële belangen heeft bij griepvaccinproducenten en dat zijn organisatie dáárom zo veel propaganda maakt voor jaarlijkse seizoensgriepprikken waarvan het medische nut volgens Van der Linde niet vaststaat.

Waarop het RIVM hem een proces aandeed wegens smaad. De huisarts zou ‘ongegrond en welbewust’ het vertrouwen van de bevolking in het instituut schaden. En zonder dat vertrouwen kan het RIVM niet effectief optreden als er een echt gevaarlijke epidemie opduikt en de bevolking daartegen moet worden beschermd, vindt het RIVM.

De rechter stelt nu dat Van der Linde niet hard heeft kunnen maken dat er sprake is van belangenverstrengeling. Zijn opmerkingen waren dus onterecht. Maar omdat hij zijn uitspraken deed in het kader van het publieke debat over de (on)wenselijkheid van griepprikken, heeft hij “de grenzen van het betamelijke niet overschreden”.

Omgekeerd moet Van der Linde ook weer niet klagen dat hij monddood is gemaakt omdat het RIVM een zaak heeft aangespannen. Het instituut had het volste recht om een rechter te laten toetsen of de uitspraken kwetsend waren of niet.

bron: NRC, RIVM

Onderwerpen