Een fout in een gen dat een bepaald eiwit glycosyleert, kan er toe leiden dat kinderen op jonge leeftijd al last van hun hart krijgen. Maar die fout is gelukkig in een vroeg stadium op te sporen, meldt een multidisciplinair team van het UMC St. Radboud (Nijmegen) in PLoS Genetics.

De aandoening in kwestie heet gedilateerde cardiomyopathie, afgekort DCM. Bij deze vorm van hartfalen wordt de linker hartkamer langzaam groter en zwakker, totdat het hart zijn taak niet meer aan kan. Duidelijk is dat er verschillende erfelijke oorzaken voor bestaan. Maar welke dat zijn, is nog niet geheel opgehelderd.

Bij 11 DCM-patiëntjes uit 4 families (3 uit Israël en 1 uit India) hebben ze in Nijmegen nu een gemeenschappelijke genetische oorzaak ontdekt. Bij alle 11 bleken fouten te zitten in het gen DOLK, dat codeert voor dolicholkinase.

Het gevolg van dolicholkinasegebrek is dat de N-glycosylering en de O-mannosylering van alfa-dystroglycaan gaan haperen. Met andee woorden: dit eiwit wordt niet meer voorzien van de gebruikelijke ‘suikerstaarten’. Hoe dit precies werkt, weten de onderzoekers nog niet helemaal zeker.

Maar het gevolg is duidelijk: met name de mannosylering is nodig om spiercellen stevig aan het ondersteunende weefsel te hechten. Gebeurt dat niet, dan gaat de spierfunctie langzaamaan verloren.

Het gekke is dat het alleen invloed lijkt te hebben op de hartspier. Andere vormen van spierweefsel lijken normaal te functioneren; kennelijk is deze vorm van hechting daar minder belangrijk: daar blijven symptomen uit.. Of het moet zo zijn dat de patiëntjes niet lang genoeg leven om ook met de andere spieren een probleem te krijgen, maar dat valt uit deze publicatie niet op te maken.

Het goede nieuws is dat ze in Nijmegen ook al een snelle test hebben ontwikkeld waarmee de afwijkende glycosylering is op te sporen in een bloedmonster. Dragers van het defect kunnen dan de juiste begeleiding en behandeling krijgen voordat hun hartspier te ver achteruitgaat.

bron: UMC St. Radboud

Onderwerpen