De nieuwste combinatie van nanodeeltjes en antilichamen laat tumorweefsel specifiek oplichten én is klein genoeg om na afloop te worden afgevoerd via de nieren. Dat levert aantrekkelijke nieuwe imaging-mogelijkheden op, melden Cornell-onderzoeker Ulrich Wiesner en Michelle Bradbury van het Sloan Kettering Institute for Cancer Research in Nature Communications.

Eventueel zou je er ook geneesmiddelen mee kunnen afleveren, maar zo ver zijn Wiesner en collega’s nog niet.

Wiesner presenteerde de nanodeeltjes, zogeheten C-dots met de C van Cornell, voor het eerst in 2005. De oervorm bestaat uit een aantal fluorescerende moleculen (bijvoorbeeld Cy5) met een dun siliciumdioxidehuidje. Klinische tests suggereren dat C-dots geen kwaad kunnen in gezond weefsel. Tot verrassing van Wiesner bleken tumorcellen er onder zeer bepaalde omstandigheden wél aan kapot te gaan, via een proces dat ferroptose heet, maar de vraag is of dat hard genoeg gaat om er een geneesmiddel op te baseren.

De hier gebruikte C’-dots (voluit Cornell prime dots) bevatten tevens de radio-isotoop 89Zr. Bovendien zit er een buitenhuid omheen van polyethyleenglycol (PEG) voor de biocompatibiliteit, verrijkt met dibenzocycloöctynmoleculen waaraan je antilichaamfragmenten kunt bevestigen via alkyn-azide-klikchemie. Die fragmenten (complete antilichamen zouden veel te groot zijn!) zijn in dit geval gebaseerd op het medicijn Herceptin en hechten aan het eiwit HER2, dat karakteristiek is voor een van de meest agressieve vormen van borstkanker.

Het eindresultaat heeft een diameter van slechts 7 nm. Dat is net beneden de grens die de nieren accepteren, en verkleint bovendien de kans dat de nanodeeltjes ergens blijven ‘hangen’ voor ze überhaupt de tumor bereiken.

Proeven bij muizen laten zien dat na injectie in de bloedbaan maximaal 17 % van deze dots in HER2-positieve tumorcellen belandt, wat voor nanodeeltjes een zeer fraaie score is. De rest blijft toch nog in allerlei andere organen hangen en wordt na verloop van tijd vanzelf afgescheiden.

De publicatie suggereert dat de deeltjes vooral nuttig zijn om vast te stellen in hoeverre een borsttumor HER2-positief is, wat belangrijke informatie is bij het bepalen van de behandeling. Nu gaat dat letterlijk steekproefsgewijs, via een biopsienaald, maar in de praktijk is dat verre van betrouwbaar omdat niet alle delen van een tumor evenveel HER2 afscheiden.

En uiteraard kun je er ook ándere antilichaamfragmenten aan hangen, en in plaats van imaging ook aan bestrijding doen.

bron: Cornell