E.coli kan voortaan efficiënter biobrandstof produceren dankzij een bibliotheek van 43 membraaneiwitten uit andere bacteriesoorten. Die eiwitten pompen namelijk de brandstof de bacterie uit en voorkomen zo dat zij zichzelf er mee vergiftigt, zo melden Amerikaanse onderzoekers in het tijdschrift Molecular Systems Biology.

Volgens laatste auteur Aindrila Mukhopadhyay (Joint BioEnergy Institute, DoE) zitten de bacteriële genomen, die tot nu toe zijn opgehelderd, vol met genen die coderen voor dergelijke pomp-eiwitten. Er was alleen nog nooit serieus naar gekeken wat je er mee kon doen.

 

Mukhopadhyay en collega’s hebben nu systematisch die genomen gescreend met behulp van bio-informaticamethoden. Ze vonden genen voor 43 verschillende eiwitten, die allemaal ongeveer dezelfde hydrofobe/amfifiele effluxpompfunctie hebben.

 

Vervolgens monteerden ze die 43 genen een voor een in E.coli en keken welke het beste werkte. Als winnaar kwam E.coli’s eigen pompeiwit AcrAB uit de bus, maar ook een nog onbekende pomp uit Alcanivorax borkumensis.

 

Zet je die pomp uit A. borkumensis in een E.coli-stam die genetisch gemodificeerd is om limoneen te maken als bouwsteen voor vliegtuigbrandstof, dan blijkt die stam ineens veel productiever te worden.

 

Andere proeven wezen uit dat je met zulke ‘vreemde’ pompeiwitten ook de tolerantie van E.coli voor pineen, geraniol, geranylacetaat en farnesylhexanoaat kunt verhogen. Die stoffen gelden eveneens als mogelijke benzinevervangers.

 

Op de tolerantie voor n-butanol en isopentanol bleek echter geen van de 43 pompeiwitten enige invloed te hebben. Warschijnlijk moet je daarvoor een andere klasse eiwitten aanboren.

 

bron: Berkeley Lab

Onderwerpen