Als jonge onderzoeker kun je onderwijstaken het beste mijden. Onderwijs verkleint de kans op NWO-geld en daarmee de kans dat je ooit hoogleraar wordt, stelt de Wageningse bodembiogeochemicus Jan-Willem van Groenigen vandaag in zijn oratie.

In de Volkskrant legt Van Groenigen uit dat het probleem zit ingebakken in de manier waarop NWO Veni- en Vidi-aanvragen beoordeelt. Daarbij wordt gekeken naar cv en eerdere onderzoeksprestaties, en naar een zogeheten utilisatie- of kennisbenuttingsparagraaf die aangeeft wat de samenleving kan hebben aan de kennis die tijdens het onderzoeksproject wordt opgedaan.

In een reactie in de krant bevestigt NWO dat alleen kennisoverdracht en onderwijs ‘aan doelgroepen buiten het eigen wetenschapsgebied’ meetelt als kennisbenutting. Onderwijs aan de eigen achterban telt niet mee omdat dat tóch al tot de vaste taken van wetenschappelijk personeel behoort.

Onderwijs gaat intussen wél af van de tijd die je hebt voor onderzoek. Dat wisten we al en volgens Van Groenigen weten de commissies, die voor NWO de aanvragen beoordelen, dat ook. Hij beschuldigt ze er van dat ze het hebben van onderwijstaken beschouwen als een nadeel. Van Groenigen heeft zelf een paar jaar in de Veni-commissie gezeten dus hij zou moeten weten waar hij het over heeft.

De kans dat een aanvraag wordt gehonoreerd is sowieso al klein en als deze beschuldiging werkelijk klopt, betekent het dat je minder weinig kans op een Veni of Vidi hebt als je géén onderwijs hoeft te geven. En zonder zo’n beurs kun je je wetenschappelijke carrière in de praktijk wel schudden.

‘Ambitieuze onderzoekers kijken dus wel uit om voor de collegezaal te gaan staan’, vat Van Groenigen samen.

De oplossing is volgens hem om het onderwijs voortaan wél mee te nemen in de kennisbenuttingsparagraaf. Studenten profiteren immers ook van je wetenschappelijke inzichten, en het opleiden van goede academici is in het belang van de samenleving.

NWO laat in haar commentaar weten het pleidooi te waarderen, mede omdat ze zelf ook al het gevoel heeft dat niet alleen onderzoek en publicaties de kwaliteit van een onderzoeker bepalen.

bron: Volkskrant