Voor het eerst is bewijsmateriaal aangeleverd dat de geprotoneerde versie van de buckybal, C60H+, na buckminsterfullereen zelf, de meest voorkomende fullereenanaloog is in de ruimte, aldus een paper in Nature Astronomy.
Buckminsterfullereen (C60, ook wel buckybal genoemd vanwege de voetbalvorm) is een van de meest stabiele en veelvoorkomende vormen van koolstof in de ruimte. Harry Kroto, de ontdekker van het molecuul, voorspelde dat het protoneren van C60 de kooistructuur niet zou aantasten en dat C60H+ dus ook veel moet voorkomen in het interstellaire medium. Julianna Palotás, Jonathan Martens, Giel Berden en Jos Oomens van de Radboud Universiteit hebben dat nu bevestigd aan de hand van infrarood-(IR) metingen.
Vanwege de hoge symmetrie in C60 is het bijbehorende IR-spectrum heel karig; slechts zes lijnen zijn duidelijk zichtbaar, waaronder twee zeer kleine piekjes. Maar zodra je de symmetrie verstoort door er een proton aan te hangen, ontstaat er een veel ‘kleurrijker’ spectrum in het IR-gebied. De onderzoekers namen het spectrum van C60H+ en vergeleken het met theoretische density functional theory-(DFT) berekeningen. Daaruit bleek dat de computationele B3LYP/6-311+G(d,p)-methode de beste overeenkomst gaf.
Om tot een antwoord te komen op de vraag of C60H+ veel in de ruimte voorkomt, vergeleken de Nijmeegse onderzoekers hun spectrum met dat van een spectrum genomen van de interstellaire wolken SMC16 en LMC56. Ze speculeerden dat je de verschillende signalen uit dat spectrum kunt uitleggen door die van C60H+ en C60 te combineren. ‘Maar,’ concludeerden ze, ‘C60H+ alleen kan het deels opgeloste emissiespectrum niet volledig verklaren.’ De onderzoekers opperen daarom dat niet alleen C60H+ en C60, maar ook de (geprotoneerde) C70-varianten en radicalen een vollediger beeld geven. De tests zijn al in het lab bezig.
Nog geen opmerkingen