Om sporen van pinda’s in voedingsmiddelen te detecteren moet je niet zoeken naar DNA uit de celkern, maar naar dat uit de bladgroenkorrels. Daarvan heeft een plantencel er immers veel meer dan één, schrijven onderzoekers van de Amerikaanse FDA in het Journal of Agricultural and Food Chemistry.

Zoals bekend zijn die bladgroenkorrels of chloroplasten ooit zelfstandige eencelligen geweest, net als mitochondriën. Ze bezitten nog steeds een eigen setje DNA met gemiddeld 150.000 basenparen. En om onduidelijke redenen hebben ze daar gewoonlijk tientallen kopieën van.

Caroline Puente-Lelievre en Anne Eischeid wisten drie korte sequenties te vinden die in zoverre specifiek zijn voor bladgroenkorrels uit pinda’s dat je ze niet terugvindt in een hele reeks andere noten en bonen. Daar baseerden ze een PCR-assay op dat verder precies zo werkt als bestaande tests die naar het kern-DNA kijken.

Ze hebben het uitgeprobeerd op zes voedingsmiddelen waar ze pindaresten in hadden verwerkt: bosbessenmuffins, chocoladekoekjes, cacaopoeder, melkchocolade, tomatensalsa en pastasaus (evenees met tomaten, en kruiden die dit soort metingen vaak verstoren). De detectiegrens bleek telkens rond de 1 ppm te zitten, wat de methode minstens een ordegrootte gevoeliger maakt dan de eerdere tests.

bron: American Chemical Society