Voor het eerst is er een moleculaire test die fossielen van vrouwelijke dinosauriërs als zodanig herkent. Mits ze zijn overleden in het broedseizoen, meldden onderzoekers uit North Carolina onlangs in Scientific Reports.
Het bewijst tevens dat de eierproductie van onze huidige vogels de laatste 68 miljoen jaar niet echt meer is veranderd.
Rond het broedseizoen maken die vrouwtjesvogels, onder invloed van geslachtshormonen, een speciale kwaliteit botweefsel aan in de holle ruimtes in hun dijbeenderen. Dit zogeheten medullaire bot dient puur als calciumreservoir voor de eierschalen. Het wordt snel opgebouwd en net zo snel weer afgebroken, en wijkt mede daardoor qua chemische samenstelling duidelijk af van de rest. Het meest opvallend is dat het kerataansulfaat bevat, een glycosaminoglycaan dat verder alleen in kraakbeen zit. In ‘permanent’ botweefsel wordt deze suiker gewoonlijk vervangen door chondroïtinesulfaat.
Dat het ook zo werkte bij dinosauriërs, of op zijn minst bij de dinosauriërs die nauw zijn verwant aan de huidige vogels, was tot nu toe alleen een vermoeden.
Mary Schweitzer (links op de foto) en collega’s hebben nu voor het eerst de aanwezigheid van kerataansulfaat in een dino-bot aangetoond. Om te beginnen kleurden ze het met high iron diamine (HID), een kleurstof die reageert op alle gesulfateerde glycosaminoglycanen maar op medullair bot een stuk heftiger dan op andere botweefsels. Vervolgens wisten ze met behulp van specifieke antilichamen aan te tonen dat het echt om kerataansulfaat ging en niet om chondroïtinesulfaat.
Het bot in kwestie was het roemruchte dijbeen van MOR 1125, een T-rex van 68 miljoen jaar geleden die begin deze eeuw is gevonden in Montana. Het was indertijd het eerste stukje dode dino waarin eiwitresten konden worden aangetoond. Dat er ook medullair bot in zat, meende men al door de microscoop te kunnen zien. Maar dat het sprekend leek op het medullaire bot in hedendaagse struisvogels was geen bewijs; er bestaan vormen van osteoporose die visueel precies hetzelfde effect geven.
Tenzij de evolutie sindsdien hele gekke dingen heeft uitgehaald, weten we nu dus zeker dat MOR 1125 een vrouwtje was, dat ze rond het eierleggen is gestorven en dat je vrouwtjesdino’s in het algemeen kunt herkennen aan kerataansulfaat in hun gefossiliseerde dijen.
En als je eenmaal van één skelet zeker weet dat het een vrouwtje is, kun je waarschijnlijk het geslacht bepalen van alle andere fossielen van dezelfde soort, puur op grond van verschillen in lichaamsbouw.
bron: North Carolina State University
Nog geen opmerkingen