Van een onhandelbaar en vreemd goedje groeide rubber uit tot een intens gewilde grondstof voor tal van nieuwe materialen en toepassingen. Die behoefte stimuleerde ook het onderzoek naar synthetische varianten. Daarmee traden de elastomeren toe tot de polymeerfamilie.
Al sinds mensenheugenis groeien rubberbomen, waaronder de Braziliaanse rubberboom, Hevea brasiliensis, en de Indische rubberboom, Ficus elastica, in tropische streken. Van alle beschavingen die in diezelfde streken opbloeiden hebben alleen stammen in het Amazonegebied het rubber daadwerkelijk gebruikt en zijn daarmee de ontdekkers van dit materiaal. Christoffel Columbus bracht dan wel een rubberbal meer terug naar Spanje, maar het duurde nog drie eeuwen vooraleer het rubber meer doelgericht werd toegepast.
‘Alleen Frederik II van Pruisen kon zich rubberen laarzen veroorloven’
De Fransman Charles Marie de la Condamine, die door de Andes en Amazone trok, stelt het nieuwe materiaal in 1745 voor bij Académie des Sciences te Parijs. In 1763 vonden twee Franse chemici, Herissant en Macquer, dat het goedje oploste in terpentijn, maar broos werd bij lage, winterse temperaturen. Niets voor een goed leger dus… Dan maar in ether oplossen, maar dat was veel te duur. Alleen koning Frederik II van Pruisen, ofwel Frederik de Grote, kon zich rubberen laarzen veroorloven. Pas in 1852 kwamen de Welly boots, genoemd naar generaal Wellington, op de markt.
Als lid van de KNCV, KVCV, NBV, of NVBMB heeft u onbeperkt toegang tot deze site, u kunt hier inloggen.