Luchtbombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog blijken achteraf een interessant klimatologisch experiment te zijn geweest. Je kunt er uit afleiden wat het effect van kunstmatige wolken op het weer is, melden Engelse onderzoekers in het International Journal of Climatology.

Die wolken zijn dan de condensstrepen die werden getrokken door Amerikaanse bommenwerpers, die ’s ochtends massaal richting Duitsland vertrokken (niet de Britse, die vlogen ’s nachts). Na de start cirkelden ze altijd nog een tijdje rond op zo’n 5 kilometer hoogte om te wachten op de rest van hun squadron en hun aanvalsformaties te vormen, zodat boven een klein deel van Zuidoost-Engeland érg veel van die strepen ontstonden.

Als je de temperatuurwaarnemingen op de grond vergelijkt met waarnemingen van een eindje verderop, waar de bommenwerpersniet kwamen maar de weersomstandigheden verder ongeveer hetzelfde waren, moet je een aardige indruk kunnen krijgen van het effect van die condensstrepen.

Handig is daarbij dat er in die tijd nauwelijks ander vliegverkeer was, zodat de waarnemingen daar niet door kunnen worden verstoord.

In de archieven hebben de onderzoekers gezocht naar dagen met hoge luchtactiviteit. Uiteindelijk kozen ze voor 11 mei 1944, toen maar liefst 1.444 toestellen tegelijk opstegen in een verder vrijwel wolkenloze lucht. Ze komen tot de conclusie dat de temperatuur in de delen van Zuidoost-Engeland, waar die vliegtuigen langs kwamen, significant minder snel opliep dan wanneer die vliegtuigen er niet waren geweest.

Het verschil was overigens maar 0,8 graden Celsius.

bron: Wiley-Blackwell

Onderwerpen