Nederlandse bedrijven steken meer geld in R&D dan gedacht. Alleen geven ze tweemaal zo veel geld uit aan R&D in het buitenland dan dat buitenlandse bedrijven uitgeven aan R&D in Nederland, suggereert een zojuist verschenen KNAW-rapport.

Minister Ingrid van Engelshoven (OCW) bestelde het rapport vorig jaar na een debat in de Tweede Kamer waarbij Jan Paternotte (D66) zich hardop afvroeg of een overheid, die zelf veel investeert in onderzoek, het bedrijfsleven niet lui maakt. Het rapport ‘Wederzijdse versterking’ suggereert nu dat het effect juist omgekeerd is, en dat het dus geen goed idee is om de overheidsinvesteringen terug te dringen.

In het Financieele Dagblad stelt onderzoeksleider Luc Soete, econoom aan de Universiteit Maastricht, dat deze uitkomst hem zelf ook heeft verbaasd. Vooraf dacht hij dat het vermoeden juist wél zou kloppen.

De meest recente cijfers zijn van 2016. In Nederland werd toen € 14,1 miljard uitgegeven aan R&D. Daarvan kwam € 1,3 miljard binnen vanuit het buitenland, terwijl € 2,7 miljard de andere kant op ging. Die verhouding wordt almaar schever: voor 2007 kwam er meer geld binnen dan er uit ging.

Dat laatste bedrag is eerder niet meegenomen in de berekeningen. Neem je het wel mee, en corrigeer je voor fiscale maatregelen en andere zaken die het plaatje vertekenen, dan wordt de R&D in Nederland voor 45 % door het eigen bedrijfsleven betaald. 40 % komt van de overheid, 13 % van buitenlandse bedrijven en de EU, en het restant van ‘private non-profit’ fondsen.

Op de vraag waarom er zoveel R&D-geld weglekt naar het buitenland, moet Soete voorlopig het antwoord schuldig blijven. Mogelijk is het R&D-klimaat daar gewoon gunstiger, al kan het eventueel ook nog zijn dat het Nederlandse bedrijfsleven veel overnames doet waarbij buitenlandse laboratoria zijn inbegrepen. Wat Soete betreft moet de overheid dát eerst maar eens uitzoeken.

bron: FD, KNAW