In 60% van de Nederlandse wateren is de kwaliteit tussen 2015 en 2021 achteruitgegaan, aldus het NRC eerder deze week in een analyse. Veel wateren scoren slechter op punten als de aanwezigheid van chemische stoffen, temperatuur en waterflora. Waar komen die chemicaliën vandaan? En kunnen we er nog iets aan doen?

NRC keek naar open data van het Informatiehuis Water, een overheidsinstantie die de gegevens over de waterkwaliteit van 745 Nederlandse wateren verzamelt en rapporteert aan de Europese Commissie. Volgens de wet Kaderrichtlijn Water, een wet uit 2000, moeten alle wateren in 2027 in een goede ecologische toestand zijn. Als een EU-lidstaat de doelen niet haalt, kan Brussel dat land beboeten. Volgens deze wet mag de waterkwaliteit niet achteruitgaan, maar dat is in veel gevallen dus wel gebeurd. Waterbeheerders verwachten dat voor minder dan 5% van de wateren de vereiste ecologische toestand in 2027 haalbaar is. Er zijn vooral grote zorgen over chemische waterkwaliteit, zoals concentraties kobalt, kwik en arseen.

Lage afvoer, meer kwel

Uit de cijfers blijkt bijvoorbeeld dat een derde van de wateren achteruit is gegaan qua aanwezigheid van arseen. Nog eens 193 wateren bevatten meer ammonium, 94 wateren bevatten meer kobalt en 85 wateren bevatten meer brandvertragers dan in 2015. Jasper Griffioen, professor waterkwaliteitsmanagement aan de Universiteit Utrecht, verwacht dat de stijgende hoeveelheid arseen samenhangt met droogte in de afgelopen zomers. ‘Beekwater is voornamelijk een combinatie van drainagewater en kwel, grondwater uit de diepere ondergrond. Als je een lage afvoer hebt, heb je relatief meer kwel. Het is een bekend fenomeen: dieper water is zuurstofloos en bevat meer ijzer en arseen. Gereduceerd ijzer uit de kwel wordt geoxideerd tijdens het uittreden en in het beekwater zelf. Het arseen wordt sterk door ijzeroxide geadsorbeerd.’

’Soms ontstaan PFAS-verontreinigingen zelfs in rioolwaterzuiveringsinstallaties uit niet te detecteren PFAS-verbindingen’

De ammoniumconcentratie kan, naast landbouw, ook samenhangen met kwel. ‘In West-Nederland kan het ook te maken hebben met afbraak van veen. En in diepe polders kwel van dieper grondwater.’ Hoogleraar Annemarie van Wezel stelt in het NRC dat sommige brandvertragers nu verboden zijn, maar nog steeds in de sedimenten zitten en zo uiteindelijk uitspoelen naar de wateren. Griffioen heeft geen specifieke ervaring met dat soort stoffen, maar stelt dat historische verontreiniging vertraagd in het oppervlaktewater terecht komt via de kwel. ‘Dat kan voor kwik ook het geval zijn.’

Griffioen zegt ook dat meerdere stoffen met landbouw samenhangen. ‘Nitraat reduceert en ijzersulfide wordt geoxideerd. Die bevat ook kleine gehaltes aan spoorelementen zoals nikkel, arseen, cadmium. Er is dus een indirect effect van uitspoeling van nitraat. Veevoer kan via dierlijke mest ook een bron van spoorelementen zijn.’

Zeer slecht

In vergelijking met de rest van de EU scoort Nederland zeer slecht op waterkwaliteit. In de landen Finland, Roemenië, Noorwegen, Estland en Ierland is meer dan 60% van de wateren van goede kwaliteit. Nederland loopt ver achter op alle andere landen met slechts 0,3%. ‘Nederland is een intensief, dichtbevolkt land’, zegt Griffioen. ‘Er zijn de afgelopen jaren niet veel maatregelen genomen om aan bronbestrijding te doen. Het is een resultaat van een rijk land met veel intensieve landbouw, industriële activiteit en een hoge bevolkingsdichtheid.’

Kunnen we het tij nog keren? Griffioen stelt dat we voor de meeste verontreiniging best goed weten wat de bronnen zijn, al verschillen deze natuurlijk voor de verschillende probleemstoffen. ‘Je moet kijken waar je aan kunt draaien. De discussie rondom landbouw is duidelijk. De maatregelen die daar gaan komen zullen ook de waterkwaliteit verbeteren. In welke mate is nog een vraag.’ Een lastiger punt is PFAS. ‘We weten vaak niet waar het vandaan komt. Soms ontstaan ze zelfs in rioolwaterzuiveringsinstallaties uit niet te detecteren PFAS-verbindingen.’

Met de toenemende temperatuur kunnen we ons afvragen of we aan de juiste norm toetsen. ‘Stel we krijgen nu zes natte zomers achter elkaar, dan is arseen wellicht weer onder controle. Minder regen betekent een hogere concentratie opgeloste stoffen.’ Maar het effect van klimaatverandering op waterkwaliteit is vooralsnog niet goed onderkend. ‘We kijken naar waterbeschikbaarheid en veiligheid, maar weinig naar kwaliteit. Misschien moeten we onze RWZI’s verder verbeteren en aanpassen op nieuwe stoffen.’