Infectie met Helicobacter pylori bereidt het DNA van maagwandcellen systematisch voor op tumorvorming. Dat je meestal géén maagkanker krijgt is eigenlijk geluk hebben, suggereert een publicatie in Cell Reports.

Die infectie, tevens verantwoordelijk voor de meeste maagzweren, schijnt chronisch te zijn bij ongeveer de helft van de wereldbevolking. Maar het leidt bij slechts één procent tot een adenocarcinoom, wat wel zo prettig is omdat het een behoorlijk agressieve vorm van kanker betreft.

Meestal doet de tumor er tientallen jaren over om gevaarlijk te worden, en vanwege die lange incubatietijd had nog nooit iemand de maagslijmvliescellen kort na de infectie bekeken. Je weet immers het exacte moment niet en je komt al helemaal niet op het idee om op dat moment, wanneer van een ziektebeeld nog geen sprake is, de maagwand te bemonsteren. Maar je mag er van uitgaan dat tumorweefsel, dat je pas na een maagoperatie onder ogen krijgt, intussen veel verder is gemuteerd en dus niet representatief meer is.

Thomas Meyer en collega’s van het Max-Planck-Institut für Infektionsbiologie in Berlijn hebben nu voor het eerst gezond maagslijmvlies gekweekt in vitro, het kweekje geïnfecteerd met H. pylori en gekeken wat er genetisch aan veranderde.

Dat bleek verrassend veel te zijn. Om te beginnen loopt de expressie terug van genen die betrokken zijn bij DNA-reparatie. Hierdoor blijft dus meer schade ongerepareerd, wat je kunt zien aan ophopingen van het eiwit gamma-H2AX op de beschadigde plekken. Die blijken vooral op de uiteinden van de chromosomen te zitten, tegen de telomeren aan, of op genen die in de maag extra actief zijn.

Het patroon is lang niet zo willekeurig als bij schade door straling of genotoxische chemicaliën. En het lijkt sterk op het patroon dat je in maagkankercellen ziet - andere tumoren zijn wéér anders. Het lijkt er dus zeer sterk op dat H.pylori altijd kankerverwekkend is en niet alleen in uitzonderingsgevallen. Dat niet veel meer mensen maagkanker krijgen, zou aan die lange incubatietijd kunnen liggen: de meeste mensen gaan voor die tijd ergens anders aan dood.

Voor prostaatkanker geldt hetzelfde en wellicht is het niet toevallig dat Meyer en collega’s ook daarbij al eens een overeenkomst hebben aangetroffen met een bacteriele infectie, door Propionibacterium acnes. Ze vermoeden dat er nog wel meer van zulke verbanden zijn wanneer je goed zoekt.

bron: Max-Planck-Gesellschaft